Terwijl Generaal Bajetto daar aan toevoegde (H. blz. 567)
71
De Minister heeft betwijfeld of het wel juist zou zijn om te ver
onderstellen, dat, wat de kosten betreft, één kruiser meteen 40-tal
vliegtuigen kan worden gelijkgesteld. Ik meen, dat dit toch globaal
wel kan. De Minister zeide daarvande heer Albarda heeft waar
schijnlijk alleen de bouwkosten bezien en niet gelet op het verschil
in levensduur. Daar heb ik wèl naar gekeken. Wanneer ik een kruiser,
die 20 millioen kost, taxeer op een levensduur van 20 jaar, heb ik
hem een vrij langen leeftijd toegekend bij de tegenwoordige opvat
tingen. De jaarlijksche afschrijving kan dan worden gesteld op 1 mil
lioen. De exploitatiekosten van een kleinen kruiser bedragen 1,9
millioen per jaar, hetgeen men voor den nieuwen kruiser wel kan
stellen op 2 millioen dan heeft men jaarlijksche kosten van 3 mil-
loen. Er komen andere kosten bij, die ik niet in cijfers heb uitge
drukt, voor vlootbasis, voor werven, voor de staven, voor de opleiding
en dergelijke.
Nu de vliegtuigen. De aanschaffingskosten van een vliegtuig
bedragen 300.000. Wanneer men den leeftijd van het vliegtuig stelt
op 7 jaar, maakt men een redelijk betrouwbare schatting. Per jaar
bedragen de kosten
aan afschrijving 40.000
onderhoud 4.000
benzine, smeerolie, enz11-000
traktementen en vliegtoelagen 30.000
85.000
Dit is ongeveer 1/35 deel van de jaarlijksche kosten van een kruiser.
Dit geeft een verhouding van 35 vliegtuigen tegen 1 kruiser. Wanneer
men eventueel de indirecte exploitatiekosten in rekening brengt, die
bij den kruiser bestaan uit vlootbasis, werf, marine-staven, opleiding,
enz. en voor de vliegtuigen bestaan uit walinrichtingen, gronaorgani-
satie, enz., dan valt het verschil vermoedelijk, als men het globaal
schat, ten voordeele van de vliegtuigen uit, waarvoor de overige
kosten veel geringer zijn. Men heeft hierbij te bedenken, dat bij den
kruiser, die in Indië wordt gebruikt, de kosten van het over en weer
dienen, die onze marine-uitgaven zoo opdrijven, er bij komen, het
geen voor de vliegtuigen niet geldt, zoodat de verhouding 1 35 met
gerustheid mag worden gewijzigd in 1 40 en misschien wel in 1 45.
Ik gevoel mij dus volkomen veilig met mijn veronderstelling, dat
men voor het geld, dat men aan een kruiser zou ten koste leggen,
het luchtwapen met 40 vliegtuigen zou kunnen versterken.
Ik blijf van meening, op de gronden, die ik niet meer kan ontwik
kelen in de halve minuut, die mij nog is toegestaan, maar welke
ik reeds heb aangegeven, dat voor de Indische wateren het lucht
wapen een beter afweer- en beschermingsmiddel is dan een kleine
kruisersvloot en dat het bouwen en exploiteeren van een groote
vechtvloot niet binnen het bereik van Nederland ligt.
Wat betreft de kostenberekening van de kruisers tegenover de
bommenwerpers, merk ik op, dat ook ik een dergelijke berekening
heb gezien,, als hier is gegeven door den heer Albarda. Ik heb ook
nog gegevens, waarin dit op een andere wijze is berekend en men
ook niet komt op een verhouding van 1 15. Het heeft heel weinig
nut om, waar dit alles eigenlijk niet vaststaat, daarover te twisten,
maar als argument om geen bommenwerpers te nemen en wel krui
sers, acht ik deze berekening van niet de minste waarde, daargelaten,
dat het probleem, zoo gesteld, niet juist is, omdat wij bommenwerpers
voor de territoriale verdediging in ieder geval noodig hebben.