lo9 zich ontwikkelen tot aan de volrijpheid de tweede is die waann de P^en o-eoosst en gedroogd worden. Voor het troepenpaard bestaat deze Lweede periode alleen, in zooverre het van de intendance afhangthet eet hooi (gedroogd gras), haver of gerst, d.w.z. granen, door selectie en door ge perfectioneerde cultuurmethoden tot een verhoogd rendement opgevoerd^ Het paard in den natuurstaat, opgefokt volgens een wijze, welke wcrdt toegepast in bepaalde groote farms van de Vereenigde Staten of in Ruoland, waar de eenige verzorging van de paarden hierin bestaat dat zij, na vol brachten TrbeTd, worden losgelaten in de velden of weiden, eten daar m den loop van het jaar eerst gras of grasachtige planten, dan gr^S' om zich vervolgens te werpen op den maisstengel op struikjes en net soms op de schors van de boomen, op wortels; het komt er zehs tce het m s op te zoeken onder de sneeuw of het stroc te verorberen van de daken de hutten. Deze zelfde voedingsmiddelen kunnen naar het oordeel dienen voor het paard te velde, maar dan is het noodig, dat het met allee niet belet wordt zijn instinct te volgen, maar dat het daarbij ge. o.pe Daarom moet gebruik worden gemaakt van alle oogenblikken van oponthoud. Bijvoorbeeld tijdens een patrouille, wanneer twee of drie cavaleristen op verkenning zijn, moet de rest van de patrouille het paard gelegenheid geven den hals te strekken om te knabbelen aan alles wat bmnen zijn bereik Zelfs als het oponthoud maar één minuut zou duren, moet oie minuut op die wijze worden gebruikt. Hoe klein de hoeveelheid verbruikt voedsel ook is, alles bij elkaar geeft het een voedzame hoeveelheid, welke van be an„ is De groote hinderpaal voor het eten op deze manier is de sian0. J volgens S onmisbaar voor de paarden der cavalerie velde he geen betreurd wordt, want zij vormt een belemmering voor het paard bij he eten en is dikwijls oorzaak van den tegenzin van het paard om van elke gelegenheid tot grazen of knabbelen gebruik te maken. aaT,,ml Voor de groote eenheden wordt deze geïmproviseerde wijze van aanvul ling moeilijker geacht wegens de geringe begroeide oppervlakte waarover elk paard beschikt. Toch kan men ook dan een zeer belangiijk resultaa behalen door te letten op elk oponthoud en als het met verbodenl is do de gevechtsomstandigheden de mannen per groep ter plaatse te laten verspreiden. Voor de bespanningen is het vraagstuk nog moeilijker. Af- en weei aanspannen is een gecompliceerder handeling dan een buikriem los en vastmaken en het isfom zoo te zeggen, onmogelijk voor de goede orde in een trein, dat de voertuigen den weg zouden verlaten bij ieder oponthoud om zich in het aangrenzende terrein op te stellen. Maar hier wordt voc mindere beweeglijkheid comuensatie gevonden in het grooter aantal personee. Een deel van de geleiders, van de helpers of van de begeleidende troepm. kan volgens S. uitgezonden worden om gras, of granen te snijden, kim uU dln grond te hllen, als het noodig is, eetbare bladeren te verzamelen of in ieder geval aan het paard iets te bezorgen, waar het op kan kauwen, al was het maar om het gevoel van honger tegen te gaan. Met dit artikel heeft S. beoogd, om beredenen die geen oorlogservaring hebben te wijzen op de noodzakelijkheid na te denken over een menig e kleinigheden, welke men niet aantreft in de reglementen, en aan te geven, dKdebeschrijving van een paar typische gevallen, hoe m verschillende omstan.digh.eden moet worden gehandeld. Reinigen en ontsmetten van kleeding, levensmiddelen enz. welke met gif gassen in aanraking zijn geweest. In de Serie B Nr. 4, 1938 (blz. 31 en 32) van de „Uitgaven van de Ned. Ver. voor Lb wordt e.e.a. vermeld, betrekking hebbende op genoemd onderweip. S. begint met een beknopte uiteenzetting van hetgeen verstaan moet worden onder „vluchtige strijdgassen" en „persistente strijdgassen Vluchtige strijdgassen, (traan-, nies-, hoest- en lbraakverwekleende «T de verstikkende gassen) zullen na eemgen tijd wegtrekken. In de buitenlucht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 105