Reeds overste Havenga (1874-1881) gaf als zijn meening te kennen dat de Topografische dienst een centrale instelling ten bate van de algemeene economische ontwikkeling van ons kolo niaal bezit moest zijn de bepaling dat thans de uitgaven voor den Topografischen dienst, als zijnde uitgaven voor werkzaam heden waarbij het algemeen landsbelang domineert, tellen onder de niet-militaire uitgaven van het D.v.O. houdt een erkenning van Havenga's denkbeelden in. Dat wil echter allerminst zeggen dat thans geen rekening meer behoeft te worden gehouden met de wenschen van het D.v.O. defensie is een landsbelang van primair gewicht, bij de moderne oorlogsvoering dient de kaart te worden beschouwd als een strijd middel vanzelfsprekend zullen dus, waar specif iek-militaire kaarten niet worden vervaardigd en de gewone topografische kaart ook voor oorlogsdoeleinden moet worden benut, in sommige opzichten (schaal, ruiteering, wegenlegenda) militaire eischen blijven prevaleeren. En dit te eerder waar die eischen aan de bruikbaarheid voor andere doeleinden niets afdoen. Bij de verdere kaarteering van het nog niet in kaart gebrachte deel van den archipel, zijn echter behalve voor regionen van bijzonder militair gewicht de belangen van het D.v.O. slechts zijdelings betrokkende volgorde en het tempo der metingen in die gebieden dient dus in het algemeen te worden aangegeven door de andere regeeringsorganen voor zoover die daarbij wel direct zijn geïnteresseerd. Een voortdurend en nauw contact tusschen die organen en den Topografischen dienst is dus nooidigde Permanente Kaarteerings-Commissie schijnt het aan gewezen lichaam om dat contact op te nemen en te onderhouden. En daarbij moet wel in aanmerking worden genomen dat, wanneer eerst tot een opneming wordt overgegaan zoodra die door ver schillende omstandigheden niet meer kan worden uitgesteld, het reeds te laat is „it is the truest economy to push forward the „survey of a country at the earliest possible moment" (Hinks) het kapitaal gestoken in een op den juisten tijd en op goede grond slagen berustende kaarteering zal zijn rente steeds ruimschoots opbrengen. Inclusief Java en Madoera zijn thans ongeveer 940.000 km2 in kaart gebracht, zoodat nog een oppervlak van rond 1.000.000 km2 wacht op topografische opneming. Met een gemiddelde jaarpro ductie van 25.000 a 30.000 km2 het laat zich aanzien dat bij intensiever toepassing van de luchtkaarteering dit gemiddelde gemakkelijk is te halen zal dus over 30 a 40 jaar de topogra fische opneming van geheel Indië kunnen zijn voltooid. De topografische herziening van Java en Madoera gaat geregeld haar gangbij elke herzieningsbrigade is daartoe een topogra fische sectie ingedeeld. Rekening houdend met de sterkte dier secties is thans een herzieningsplan voor Java opgesteld waarbij 99

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 15