4. Bombardementsopdracht nr. 2.
a. De bestrijding dient terstond met één vlg.afd. aan te
vangen. Voorts moeten in den loop van den dag zooveel
mogelijk bij voortduring bommenwerpers boven het
terrein van actie zijn.
b. In geval van een landing bij A de aldaar landende
troepen bestrijden deze bestrijding heeft de voorkeur
boven die bij B.
c. Waar mogelijk de opdracht verrichten in samenwerking
met de infanterie bij C en eventueel bij A.
5. Verband.
a. In geval van een landing bij A zend ik hiervan terstond
bericht aan C.V1.G. I, die zorg draagt voor onverwijlde
doorzending aan de zich in de lucht bevindende vlieg
tuigen.
b. Samenwerken met de infanterie bij C (en c.q. A)
volgens getroffen regeling.
c. Tot nader order mogen geen bommen worden gewor
pen ten z van de kali C.
Toelichting
De g.m.c. geeft in zijn bevel slechts aan het resultaat, dat moet
worden bereiktde wijze van uitvoering der opdrachten worde
aan den vliegtuiggroepscommandant overgelaten. Deze laatste
bepaalt, hoeveel maal, op welke tijdstippen en in welke verbanden
de vliegtuigen zullen opstijgen, daarbij rekening houdende met
de wenschen van den g.m.c., die in het bevel tot uiting komen.
Worden bij de eerste vlucht treffers op het transportschip ver
kregen, dan wordt het bombardement toch voortgezet, totdat het
schip geheel en al vernield of gezonken is.
Het is gemakkelijk de verschillende opdrachten te nummeren
z.n. kan dan in den loop van den dag bijv. worden gelast„bom
bardementsopdracht nr. 1 vervaltalle afdn. inzetten voor bom
bardementsopdracht nr. 2".
Voor wat betreft punt 5 ad a. zij er aan herinnerd, dat de eenige
mogelijkheid voor den g.m.c., om in verbinding te komen met in
de lucht zijnde vliegtuigen, bestaat uit opbellen van het vlieg
terrein, waar men radio-verbinding heeft met alle opgestegen
vliegtuigen. Heeft er bij A een landing plaats, dan is er eenige
kans, dat de boven B in de lucht zijnde vliegtuigen dat niet zelf
zouden kunnen waarnemen, doordat te B hun aandacht te veel
in beslag wordt genomen. Indien de g.m.c. een landingspoging
bij A constateert, is het wel zaak de vliegtuigen te waarschuwen,
110