Toch is dit lang niet onmogelijk. In onze vorige correspondentie
hebben wij met enkele woorden aangegeven, welke terrein-
moeilijkheden den Japanners wachten bij een verder westwaarts
oprukken, op welk deel van hun front ook. Voor een verder opruk
ken zouden zij de sterkte hunner troepen belangrijk moeten
opvoeren, en zelfs dan is het nog twijfelachtig, of zij er in zullen
slagen de verplegingsbezwaren te overwinnen. En wat winnen zij
dan nog Het Chineesche leger kunnen zij toch niet vernietigen,
en evenmin de Chineesche regeering tot aftreden dwingen. Het
Japansche leger heeft bereikt, wat het bereiken kon. Het heeft
alle belangrijke communicatielijnen der Chineezen in bezit, of
beheerscht die. Ook bezet het alle steden van beteekenis. Er
blijven nog wel eenige andere communicatielijnen en steden over,
welke zij mede gaarne in hun macht zouden hebben de verbin
dingen met Indo-China, Birma en Rusland, loopende over Yün-
Nan en LanChow de daarvoor te betalen prijs weegt evenwel
niet op tegen de belangrijkheid dier lijnen. Evenmin is het uitge
sloten te achten, dat nog andere oorzaken er mede toe hebben
bijgedragen de operaties tot stilstand te brengen. Wij bespreken
de vredespogingen hierna. Ook het volgende bericht stemt n.l.
tot nadenken. Op 6 Januari deelde Domei mede, dat „the opinion
prevails among the Cabinet members that measures should be
carried out for a readjustment of the present armament supply
system to increase the output of munitionfactories and insure
a steady flow of materials to the troops in China". Zulk een
meening der nieuwe Cabinet members zou zinloos zijn, indien
niet ernstige tekortkomingen in den aanmaak en in den opvoer
van wapenen en munitie naar de vechtende troepen waren
gebleken. Ook in de 7 eischen, welke het leger den nieuwen
premier ter naleving voorlegde nog voor deze zijn functie had
aanvaard, komt onder punt 2 iets dergelijks voor. Dit punt luidt
„Extension and replenishment of armaments in view of the criti
cal situation in East-Asia".
Het is wellicht in dezen gedachtengang, n.l. dat verdere gebieds
uitbreiding niet in de bedoeling ligt, althans voor het oogenblik,
dat de Japanners bij de jaarswisseling een overzicht overlegden
van wat zij thans in China hebben veroverd. Zij rekenen ons voor,
dat hun 3400 km lang front een gebied omsluit van 1,5 millioen
km2, ongeveer 47 van het gebied dat nog in handen is van de
Chineesche regeering, dus 32 van het totale Chineesche grond
gebied. Dit gebied „wordt", zeggen zij, bewoond door 170 millioen
menschen (juister werd, want ten minste 30 millioen, volgens
sommigen zelfs 60 millioen zouden westwaarts gevlucht zijn), d.i.
68 van het getal, dat nog onder Chineesch bewind staat, of
40 van het Chineesche volk. De Japanners zouden „volledig
hebben bezet" de provincies ChaHar, SuiYüan, HoPei, ShanTung,
ShanSi, KiangSu en AnHwei, alsmede gedeelten van CheKiang,
137