theoretisch. Bij het Individuum echter bestaat tusschen beide een sterke correlatie. In het algemeen maar dan ook zeer in het algemeen kan het volgende gezegd worden Activiteit Secondaire functiebevorderenhoogere neigingen. Emotionaliteit Niet-activiteit Primaire functiebevorderenlagere neigingen. Niet-emotionaliteit Theoretisch-typologisch wil dit zeggen Gepassionneerde typen Abstracte en sociale neigingen. Amorphe typenVitale en egoïstische neigingen. Dit zijn dan de uitersten. Bij de overige typen, waar de funda- menteele temperamentseigenschappen weer anders geconstelleerd zijn, ondergaat het karakter dan in de een of andere richting een modificatie. Op grond van een massa-onderzoek (Herediteitsen- quête van Heymans en Wiersma) mogen we dit als een empirisch vastgesteld feit aannemen. Waar we nu, ten aanzien van onze militairen, niet beschikken over karakterologisch feitenmateriaal, moeten we het wel goed gefundamenteerde militaire temperament in zijn varianten als uitgangspunt nemen. We weten, dat we van typologisch standpunt bezien alle groepen van militairen onder kunnen brengen in het „actieve-vlak". Uitgaande van de zoo juist aangegeven praemisse, zal het in Hoofdstuk I beschreven schema omgezet in karakterologische verhoudingen, er aldus uitzien 150 Hoogere Emotioneel. Cholerisch H L. Lagere. Primair Sanguinisch L L. Offi cier Veldheer Soldaat Onder-Officier Gepassionneerd H H Hoogere secondair niet-Emotioneel Lagere. L H

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 66