loi 50(6). Dit punt geeft aanleiding het volgende op te merken. Blijkt bij het overleg tusschen den infanterie-commandant en den artillerie-commandant, dat de wenschen van den inf.cdt. slechts gedeeltelijk door de art. kunnen worden vervuld, dan zal eerstgenoemde cdt. overwegen of hij zijn plannen toch zal doorvoeren met beperkten steun dan wel zal wijzigen en aanpassen bij de vuurmogelijkheden der steunende artillerie. Hieraan had men r,og tce kunnen voegen: of besluit het zonder artilleriesteun te doen. [Manoeu vreeren 63(3) zie ook 132(1) en 132(2) 51(1). Hier lezen we, dat luchtstrijdkrachten met de andere wapens kunnen samenwerken door: b. het gevecht tegen 's vijan^ strijdkraditen zoowel in de lucht als op den grond. Maar ook te water, A.T.V. I, 85(3). 61 (l)b. Dit punt vangt aan met: Een neerdrukkende of een nieutrahseeiende uitwerking, welke beide een geringe [of geringer ï.v.m 61(1) a.] hoeveelheid munitie vorderen 65(1). Aan de beurt komt nu de omtrekking. In dit punt en m 199(1) wordt gesproken van omtrekking. Het voorschrift geeft duidelijke omschrijvingen van de omvatting, van de omtrekking is zulks met het geval. Het komt ons gewenseht voor het verschil tusschen omvatting en omtrekking hier onder te vermelden. Een omtrekking haalt verder uit om 's vijands vleugel(s)Zij geschiedt buiten 's vijands vuurbereik, wederzijdsche steun tusschen frontgroep en omtrekkende groep is veelal niet mogelijk. Groote sterkte van beide groepen is eisch. Steunen van beide deelen door de zelfde artillerie is door den giooten onderlingen afstand onmogelijk. De omtrekking kost veel meer tijd. Heeft dikwijls ten doel een terreindeel (terremvoorwerp) zooals een brug, nvier overgang, défilé in 's vijands rug te bezetten, waardoor deze tot teruggaan gedwongen wordt. 06(1). Wat is verdedigen? „Een troependeel, dat met de verdediging van een bepaald terreingedeelte is belast, zal daarin tot den laatsten man stand houden, zoolang geen andere bevelen worden ontvangen Hier staat dus kort, duidelijk en krachtig dat verdedigen is Standhouden tot den laatsten man. Het is dus overbodig te spreken van: tot het uiterste standhouden 37(2), hardnekkig verdedigen, 194(1), hardnekkig standhouden, 247(1). Dit zijn pleonasmen. Zie ook I.M.T. 1932 nr. 1 blz. 33 onder 71(2). 69(2). Hier wordt vermeld, dat ter vergemakkelijking van de bevelvoering de hoofdweerstandsstrook in vakken wordt verdeeld. Dit is juist, doch de schei dingslijnen dier vakken dienen te worden doorgetrokken tot voorbij de voor posten. Dit toch volgt uit 111(2), waar wordt medegedeeld, dat de wachten in elk bataljon-(c.q. compagnies-)vak onder één commandant worden gesteld. 70(1). 1 N.a.v. dit punt wordt wel eens de vraag gesteld of bij de verdediging ook gevechtsgroepen worden gevormd. Een antwoord hierop lezen wem een bijdrage van het D.v.O. voorkomende in het Tijdschrift voor Res. Officieren, nr. 5 „Heeft een sectie een terreindeel ter verdediging in te richten, dan gaat de sectie-commandant na op welke wijze hij zijn km.groepen en k.groepen het gunstigst kan opstellen. Eerst daarna heeft de vorming van gevechtsgroepen plaats, waarbij de onderdeelen, welke ingevolge hun ops e - lingsplaats op elkaar zijn aangewezen, tot een gevechtsgroep worden ver- eenigd".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 79