164 73(1). Thans de beveiliging in front van een stelling. Zoolang nog geen nauwe aanraking met den vijand is verkregen, worden de troepen, welke in de stelling verblijven, in front beveiligd door voorposten. Alleen door voor- pesten Neen, doch hoofdstuk IX, dat de verdediging behandelt, vermeldt geen andere organen, welke tot de beveiliging eener stelling bijdragen. Dat men met deze organen echter wel rekening heeft gehouden blijkt uit bijlage I punten 2 en 8 van het voorbeeld van een volledig verdedigingsbevel. Verder hebben de onderdeelen A, B en C 1 t/m 4 en 7 van Hoofdstuk III van A.T.V. I zoowel betrekking op beveiliging en verkenning t.a.v. den aanval als van de verdediging. In A.T.V. I, 133(3), C. Beveiliging. 1. Alge meen, welk punt dus ook geldt voor de verdediging, lezen we oan. dat het deel der beveiliging, afgescheiden van de werkzaamheden van de verken ningsorganen, wordt bereikt door het uitzenden van beveiligende af dee lingen in de richtingen waaruit een optreden van den vijand wordt mogelijk geacht. Ook kan men in ons voorschrift lezen, welke organen van de beveiliging en de verkenning wij bij onzen aanval op 's vijands stelling, Hoofdstuk X. C. verwachten n.l.: a) 's vijand verkenningsorganen langs de(n) marschweg(en) en zijn voor- pesten 152(1). b) goed georganiseerden weerstand van zwakke door den vijand vooruit geschoven afdeelingen en van voorposten, 154(1). rro^o\ c) 's vijands ver vooruitgeschoven afdeelingen en zijn voorposten 152(2), 156(1). d) ver vooruitgeschoven zwakke afdeelingen 156(3) 77(3). Een volgende opmerking betreft het klein schootsveld, hetwelk in dit punt dat in verband met 85(2) en 225(2) moet worden gelezen wordt V6Ifelfkiein schootsveld heeft het voordeel, dat de vijand geen goed gebruik kan maken van zijn artillerie. Ook dit vuurfront laat een krachtige verde diging toe, indien op oordeelkundige wijze het mitrailleurvuur wordt geor ganiseerd, waarbij flankeerend vuur en hindernissen (natuurlijke en kunst matige) een hoofdrol dienen te vervullen. Het is m.i. beter om niet te spreken van een klein schootsveld, maar van een schootsveld, waarin de vijand geruimen tijd onder werkzaam vuur moet blijven Immers een klein schootsveld, dat zonder hindernissen in 1 minuut doorschreden kan worden, kan door die hindernissen veranderen in een terreingedeelte, waarvoor de vijand uren doet, om het te doorschrijden. 77(5). In dit punt wordt gesproken over het reeds dadelijk een aanvang doen maken met de inrichting van een tweede verdedigingslijn (beter „strook indien de stelling eenig'e dagen of langer moet behouden blijven. Deze taak zal m.i. veelal aan de algemeene reserve ten deel vallen, welke, 107(1)zich in het terrein, waarin zij is opgesteld ter verdediging inricht, dus als het ware al een tweede verdedigingsstrook vormt. De tweede lijn moet dus ook in de diepte worden georganiseerd teneinde den vijand te dwingen tot nieuwe groepeering o.m. van de artillerie. [Vergelijk 193 en 229(1)]. 83(1) en 84(1). In 83(1) wordt medegedeeld, dat de commandanten der onderdeelen de vuurcpdrachten regelen o.a. door aanwijzing van vnurstrooken. Alles wat m zoo'n vuurstrook zichtbaar wordt en als deel de moeite loont wordt dus door den schutter van een automatisch wapen over dag onder vuur genomen. „Aangezien 84(1) de strijd het kritiekste stadium, nl. van de nabij - verdediging intreedt, wanneer de aanvaller binnen aan afstand van 300 a 500 m voor de hoofdweerstandslijn is gekomen zal het vuur op deze terrem-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 80