165
strook de grootste dichtheid moeten bereiken en ook gedurende een aanval
bij nacht of slecht zicht zonder falen en zonder vertraging moeten worden
afgegeven".
Zooals deze zaak hier wordt vermeld, zou men de opvatting kunnen zijn
toegedaan, dat het vuur bij dag in vuurstrooken, hetzelfde is als het vuur
bij nacht cf slecht zicht, hetgeen toch geenszins het geval is. s Nachts ziet
de schutter in zijn vuurstrook de dcelen niet opdagen, hij vuurt dan ook
niet in de geheele dagstrook maar in bepaalde vuurrichtingen, zooals is
bekend gesteld in 238(2). Men leze ook G.V.I. 187(1) en (2), waar ta.v. het
vuur van mitrailleurs bij duisternis, stof en rookwolken wordt gesproken van
vuur op van te voren bij dag bepaalde punten. Deze „punten" moet men
niet te beperkt opvatten maar in de beteekenis van V.S. Mitr. 39(3), waar
wordt medegedeeld, dat des nachts, na een zorgvuldige voorbereiding bij
daglicht, op een vooraf bepaald teeken het afsluitingsvuur wordt afgegeven
op de in het vuurplan vastgelegde oppervlakken vóór de eigen linie en
gedurende een vooraf bepaalden tijd volgehouden. Ook in V.S.I., Deel IV,
16(2) en (3), V.S. mitr. 112 t/m 116 en in het Aanhangsel G.V.I. 7(4) wordt
het nachtelijk vuur besproken. In het Aanhangsel lezen we „Voor vuren bij
dag kan elk automatisch wapen desgewenseht een hoofdtaak en een ot meer
neventaken worden opgedragen voer vuren bij duisternis zal als n0"11 v°or
één automatisch wapen met één vuurstrook worden volstaan". Ook hier dus
vuur in één richting, zij het ook, dat deze richting door een kleine spreiding
tot een strook(je) is vergroot. Ten slotte ter vergelijking 99 I.R. II A.
(Nederland)„De lichte mitrailleurs zijn in de le plaats bestemd tot het afgeven
van vuur op kleine afstanden (dat zijn afstanden 0 700 m) bij goed zicm; in
een sector, waarvan de as in algemeenen zin omstreeks loodrecht op het beloop
van de hoofdweerstandslijn staat. Bij slecht zicht in een te voren vastgelegde
richting, samenvallend met een der grenzen, (in voorkomend geval de binnen
grens) van vorenbedoelden sector".
84(2)
Dit punt is niet geheel in overeenstemming met het Aanhangsel G.V.I. 13,
waar vermeld staat, dat voorbereide infanterie-, mitrailleur- en artillerie
vuren binnen de te verdedigen terreindeelen afzonderlijk, met behulp van
eenvoudige schetsen of staten ter kennis van de betrokken commandanten
worden gebracht. Volgens 84(2) kan zulks ook op dezelfde vuurschets, [van
83(2) worden aangegeven.
86
Ten einde de taakverdeeling, waarvan in dit punt sprake is, tot haar recht
te doen komen, dienen commandanten wien mitrailleurs en(of) mortieren
zijn toegevoegd, te weten welke opdrachten zij aan de commandanten van
die wapens moeten (kunnen) geven. Deze opdrachten staan, voor wat de
mitrailleurs betreft, in het G.V.I., zij het ook verspreid, vermeld. Verzameld
komen we tot het volgende
Opdrachten mitrailleurs.
De commandant van het onderdeel, wien mitrailleurs ter beschikking zijn
gesteld, deelt den mitrailleurcommandant zijn voornemens en opdracht
mede, G.V.I. 102(1), 152(1) en 216(1). O.m. dient de mitrailleurcommandant
de gegevens te vernemen omtrent
1) vijand.
2) eigen troepen.
3) aanduiding stellingterrein. G.V.I. 152(1), 102(2) en 216(1).
4) wat van de mitrn. verwacht wordt, c.q. welke vuren (V.S. Mitr. 35 t/m
40) worden verlangd, rekening houdende met den dagvoorraad van 6000
patronen.
5) welke doelen het eerst onder vuur moeten worden genomen. G.V.I.
102(2), A.T.V. II 87(1).