,0) ifïïSieïïfS"1» ni,t - Mi» 4> 166 6) oogenblik van vuuropening G.V.I. 102(2) en op wiens last de vuuropening plaats heeft of tijdstip(sein) daartoe. 7) of na de opening alleen gevuurd mag worden ter voldoenmg aan opdracht of ook op andere doelen. G.V.I. 154(2) 8) is inschieten al of niet toegestaan.? V.S. mitr. 174. rvT 9) plaats en verplaatsing van den commandant van het onderdeel. G. 36, 105(3) en A.T.V.I. 26(2). 10) wat gebeuren moet als aan de opdracht is voldaan. Stelling veranderen, volgen 11) munitie-aanvulling (cie.cdt. vragen aan pel.cdt. pel.odt. aan bat.cdt. (of cicin cifd eelt j Komen in een opdracht de hiervoren genoemde punten met voor, dan wordt door den mitr.cdt. hierna gevraagd en e.e.a. opgeteekend. Opdracht mortieren. 1) De inf.cdt. deelt den cdt.mtm. de opdracht van zijn onderdeel mede. 2) gegevens omtrent den vijand. (Plaats van en afstand tot de voors e vijandelijke afdeelingen plaats van onderkende vijandelijke mitrailleur- nesten en weerstandskernen. A.T.V. II 163(2) en 170(2) 3) plaats der voorste eigen afdeelingen A.T.V. II 170(2). 4) aanduiding van de strook waarbinnen vuur gebracht moet kunne worden of aanduiding van de terreindeelen, waarop gevuurd moet worden. Toelichting R E. Mrt. vermeldt, dat zonder verplaatsing van de grond- pkat bij elevaties beneden 60° het vuur slechts in een sector van 5) rJo^l^S Afhankelijk van het tactisch doel dat beoogd wTd7 Wist de inf.cdt., welke vormen van vuur moeten worden afgegeven Zie voor de vuurvormen en hun toepassing de voorloopige aanwijzingen voor de schietopleiding met de mrtn. Stokvis-Brandt, punt 6) ongeveer de plaats waar de mrtn. in stelling moeten komen. 7) op wiens bevel de eerste vuuropening moet geschieden. 8) wat moet worden verricht, indien aan de opdracht is voldaam (in den aanval sprongsgewijze volgen; van stelling verandere 9) waarheen de berichten moeten worden verzonden. (Plaats mf.cdt. omstandigheden zulks toelaten wel toestaan aangezien dit veelal een geringer munitieverbruik voor het uitwerkingsvuur tot gevolg zal hebbfn en een zuiverder ligging van dat vuur verkregen wordt). O f dienen op grond van dit punt ook de bataljonscommandanten hun (een) vuurplan bij den regimentscommandant in te dienen. Hce zal anders de reg cdt hetgeen in punt 87 wordt vermeld ten aanzien van den steun der 2t (in de toekomst) van de 12.7 mm mdtm van het P^tserauto- afweergeschut en het in 81(4) en 84(2) bepaalde kunnen beoordeelen en daaraan kunnen voldoen. (Zie ook punt 9 aanh. Men ziet bil oefeningen steeds, dat de cie.cdtn, voor hun cie. een vuurschets opmaken. De bat.cdt. laat meestal deze vuurschetsen der cien. ITn elkaar plakken. De cie.cdtn. zijn dus hun vuurschetsen kwijt. Het verdient dus aanbeveling tijdig, of van den aanvang af, aan een 2de vu schets te beginnen. 85/86/87 Deze punten geven ons aanleiding tot een korte bespreking van de taak de? mitm. to dl verdediging, zooals deze in onze tactische voorschriften tot uiting komt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 82