M.b.t. de Kon. Marine werd o.m. het volgende gezegd lX^feSriVEnTfT,hed in he. nüdd». ta «elke riohitaj wijzigingen aanbrengen, dan zou dit naar buiten den valschen scWjn kunnen wekken dat de militaire consequenties der internationale Spanning thans «Urst tot het besef der Regeering zijn doorgedrongen. Hoewel zij de aanschaffing van een derde serie bonmenwerpers toejuichten achtten verscheidene leden het thans bereikte aan ler nèTeden ook de opgedane ervaringen, waaruit de vermoedelijke verliezen kunnen worden afgeleid. Op grond daarvan moet een reserve van 100 pet. noodzakelijk worden geacht Andere leden vroegen, of naast de bommenwerpers niet aantal snelle jachtvliegtuigen moeten worden aangeschatt. De vraag werd gesteld, of bij de luchtmacht het gevechtssehieten en bommeruverpöi wel voldoende wordt beoefend. Men meende te weten dat de ervaring heeft aangetoond, hoeveel ten deze afhangt van een zekeren natuuHijken aanleg, zoodat de juiste keuze van personen bij oorlogsopdrachten slechts bij volledige kennis omtrent deze el'§e^hap- if-- j aanmerking komende officieren en overig personeel kan &Ïdt OoTSÈ wef dat bij de luchtmacht meer afhangt van froote Geoefendheid dan van de hoedanigheid van het materieel Nogmaals werd aangedrongen op verhooging van de afweer^erkte ZwaS?£chuTaanTn vasTen wTl ter verdediging van het zeefront en^ooraf ingerichte stellingen aan het landfront achtte men geen overdreven eisch. Verscheidene leden vroegen, of het vio^ian-igM ^t indertyd reeds als het minimum gold, nog wel een voidoendeg^ndslagis voor den opbouw van onze Staatsmarme, nu m de geheele wereld net Oosten niet in de laatste plaats, de internationale toestand aanmer- de versterking van de vloot gezocht zou m°®te^ .W;re^a^a^rehef te eischten ten minste zes kruisers, waarbij zij verklaarden net te beSuren dat de beslissingen over de vloot met berusten bij den Minister van Koloniën weer andere leden achtten verdere versterking van de vloot mogelijk, zonder dat daarbij het aantal kruisers wordt ^Verscheidene andere leden waren van meening, dat voor de defensie, evenals voor de andere Staatsdiensten, een grens in acht gen°m® moet worden en dat het niet aangaat, deze uitgaven voortdurend op te voeren Overigens meenden zij, dat het nu niet de tijd is om op uitbreiding van de vloot aan te dringen, daar het opgestelde vlootplan nog n!et geheel is uitgevoerd. Zij zagen trouwens de defensieve kracht der vloot meer in haar paraatheid dan m haar uitgebreidheid. Zeei veTe leden achtten de thans opkomende propaganda voor slagschepen zelfs uit zuiver militair-maritiem oogpunt, een gevaa vooral voor de tijdige versterking van de weerkracht onzer vloot m de Indische wateren, aangezien de bouw van deze schepen inrichting van dokgelegenheden, enz. voor slagschepen m onze vlootbasis zoo geruimen tijd in beslag zouden nemen, dat het meest kritieke tijdperk vermoedelijk voorbij zou zijn, voordat dergelijke schenen gereed en in gebruik zouden zijn. Over de fmancieeIe zijde van dit vraagstuk wilden deze leden zich vooralsnog met het hoofd breken aangezien zij vermoedden, dat de Regeering tegen dergelijke plannen volstrekt afwijzend zou staan. Gaarne zouden zij het oordeel der Regeering hieromtrent vernemen. 172

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 88