vervaardiging van de landrentekaarten te koppelen aan die der
kaarten voor een Inlandsch eigendomskadaster, omdat daaraan
eerst in een verre toekomst algemeene behoefte zou bestaan en
aan landrentekaarten geringere nauwkeurigheidseischen behoef
den te worden gesteld dan aan kadasterkaarten.
Als een uitvloeisel van de centralisatievoorstellen werd op
1 Juni 1907 de Topografische dienst (behalve de verkenners) afge
scheiden van den Generalen Staf en verheven tot een zelfstandig
legeronderdeel, terwijl het hoofdkantoor als een nieuwe (IXde)
afdeeling aan het Departement van Oorlog werd toegevoegd.
De reproductiewerkzaamheden werden, ook door de opheffing
van de lithografische afdeeling van het toenmalige Departement
van Burgerlijke Openbare Werken, belangrijk uitgebreid en
onafhankelijk gemaakt van de reproductie-inrichtingen in Neder
land waardoor de grondslag werd gelegd voor het huidige Repro
ductiebedrijf.
Voorts is aan Enthoven te danken de in 1905 aangevangen
uitgifte van het „Jaarverslag van den Topografischen dienst" en
werd door aanschaffing van moderne instrumenten, de samen
stelling van nieuwe dienstvoorschriften, de invoering van een
moderne (25-deelige) schaalverdeeling en een nieuwe legenda
benevens een algeheele toepassing van de polyëderprojectie
gebroken met verouderde denkbeelden.
Onder Enthoven's opvolger C. C. Musch, die in 1909 als kapitein
tot wd. chef werd benoemd en in 1920 als kolonel den dienst
verliet, breidde, voortbouwende op de door zijn voorganger
gelegde grondslagen, de arbeidssfeer van den Topografischen
dienst zich gestadig uit, terwijl, daarmede verband houdende, ook
het reproductiebedrijf en de instrumentmakerswinkel tal van
verbeteringen en vergrootingen ondergingen. Aangezien voorts de
kaarten verstrekking en -verkoop langzamerhand te omvangrijk
waren geworden om nog te worden verzorgd door het hoofdkan
toor, werd in 1919 het kaartenmagazijn daarvan afgescheiden en
gesteld onder een eigen beheerder.
Kolonel Musch werd in 1920 vervangen door den luitenant
kolonel, later kolonel, A. van Lith die tot 1923 het beheer
over den dienst heeft gevoerd. In die periode werden de nog
onder den Generalen Staf ressorteerende Inlandsche verkenners
overgebracht naar den Topografischen dienst waardoor het
deskundig toezicht op het verkennerswerk beter verzekerd
werd voorts werd opgericht een kartografische afdeeling
onder leiding van een geograaf, een reeds vroeger door kolonel
Enthoven bepleite belangrijke maatregeldaardoor werd het
mogelijk de samenstellling van schets- en overzichtskaarten naar
gegevens uit verschillende bronnen op meer wetenschappelijke en
systematische wijze ter hand te nemen.
93