bepalingen, als in 190/ deed zij hen juist afkeerig' zijn van het opstellen van zoodanige bepalingen. Zoo ging men dus den wereldoorlog in zonder dat t.a.v. het gebruik van het luchtwapen bruikbare, bindende en algemeen erkende regels waren vastgesteld. Dat dit aanleiding gaf tot vele moeilijkheden, behoeft geen nader betoog. Zoo verschilden de mogendheden, waaronder ook de neutralen, dadelijk van meening over de vraag, onder welk oorlogsrecht de luchtvaartuigen dienden te vallen de Duitsche regeering nam het standpunt in, dat zij naar gelang van hun gebruik moeten worden beoordeeld naar de regels van den land- of den zeeoorlog. De Nederlandsche regeering was daarentegen de opvatting toegedaan, dat lucht vaartuigen een geheel eigen karakter dragen en derhalve aan een eigen recht dienden te worden onderworpen. Laatstbedoelde opvatting werd na den wereldoorlog vrij alge meen gehuldigdzij kwam tot uiting in de hiervoor reeds genoemde ontwerp-regels van 1923, welke v.z.v. zij betrekking hebben op het luchtbombardement eveneens in de bijlage zijn opgenomen. De samenstellers van deze regels, welke niet tot een -rdrag zijn geworden en derhalve geen rechtskracht bezitten, hebben er naar gestreefd, zoo nauwkeurig mogelijk aan te geven, welke objecten aan luchtbombardementen mogen worden onder worpen. Geheel voldoen deze regels thans ook reeds niet meer zoo is verschil van meening mogelijk omtrent wat nog wel en wat niet meer valt onder de in lid 2 van artikel 24 genoemde objecten; voorts is de omschrijving „dans le voisinage immédiat des opérations des forces de terre", voorkomend in de leden 3 en 4 van evengenoemd artikel, niet geheel duidelijk. Het voor naamste bezwaar is echter, dat ook de aanvaller die zich geheel houdt aan de letter van de ontwerp-regels deze door omstandig heden buiten zijn wil licht zal kunnen overtreden. Zoo drijft afweergeschut den bommenwerper naar grootere hoogte alsdan zal zelfs bij zeer goede geoefendheid van de bemanning en bij gebruik van uitstekende richtinstrumenten niet kunnen worden voorkomen, dat objecten worden getroffen, welke de ontwerp- regels trachten te beschermen. Hoezeer het ook valt te betreuren, men heeft nu eenmaal rekening te houden met het feit, dat oorlogvoerenden eerder met het minimum dan met het maximum van het aan hun handelingen voor de burgerbevolking en de bijzondere gebouwen verbonden gevaar zullen rekening houden (verg. slot van artikel 24, lid 4, en aanhef van artikel 25) de bijzondere bepalingen vervat in artikel 26 komen hieraan in de practijk heden ten dage op onvoldoende wijze tegemoet. -1) b Van Japansche zijde is meermalen verklaard, dat de vliegers zich bij hun luchtbombardementen strikt houden aan de bepalingen van de ontwerp- regelen hoewel zij daartoe geenszins zouden zijn verplicht omdat le in China thans geen oorlog wordt gevoerd, 2e de ontwerp-regelen geen rechts- 224

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 30