Het luchtbombardement heeft ook na 1923 nog meermalen een punt van bespreking uitgemaakt op verschillende internationale conferenties het was in de eerste plaats de Volkenbond, die zich met deze oorlogshandeling bezig hield. Reeds in de voorbereidende commissie voor de ontwapeningsconferentie werden van 1926-1930 uitvoerige beschouwingen aan dit onderwerp gewijd terwijl op de ontwapeningsconferentie zelve (1932) het voorstel in discussie werd gebracht, het luchtbombardement geheel te verbieden tot de mogendheden, welke van oordeel waren, dat slechts een zoodanig verbod de burgerbevolking zou kunnen vrijwaren van de gevolgen van het luchtbombardement behoorde o.m. Nederland. Tijdens de eerste zitting van genoemde conferentie kon geen enkel resultaat worden bereiktnaast evenbedoelde oplossing werden andere aan de hand gedaan als afschaffing van bombar dementsvliegtuigen of van de geheele militaire luchtvaart. Echter waren ook mogendheden vertegenwoordigd die in beginsel wel het verbod van het luchtbombardement in den oorlog voorstonden, doch m.h.o. op de kennelijk aan het gebruik daarvan in koloniën a.a. verbonden voordeelen t.o.v. de eigen bevolking niet wilden afzien. In de tweede zitting (1932-1933) werd m.b.t. den luchtoorlog het project-Madariaga in behandeling genomenaangevuld en gewijzigd werd dit opgenomen in het ontwapeningsproject-Mac Donald, hetwelk als grondslag zou dienen voor verdere bespre kingen. Artikel 34 van dit project houdt een verbod in van het luchtbombardement behoudens als „mesures policières dans certains territoires éloignés". Duitschland, Hongarije en Oostenrijk (de op het gebied van militaire luchtvaart bij de vredesverdragen van Versailles, Trianon en St. Germain geheel ontwapende mogendheden) hielden vast aan de afschaffing van militaire vliegtuigen. Tijdens de eind 1933 aangevangen derde zitting van de ont wapeningsconferentie bracht met het niet verder; veeleer werd een stap terug gedaan door het vaststellen van het feit, dat „een verbod van den luchtoorlog niet bestond". Tot positieve resultaten heeft de ontwapeningsconferentie dus niet geleid. Evenmin kan dit worden gezegd van de in 1935 en 1936 door de Duitsche regeering gedane stappen. Op 21 Mei 1935 verklaarde Hitier „Die deutsche Reichsregierung halt den Gedanken Flugzeuge ab- zuschaffen, aber das Bombardement offen zu lassen, für irrig und kracht hebben. (Men vraagt zich af, wat dan verwacht moet worden, indien de tegenstander zich door geen enkele bepaling gebonden acht). Lijnrecht hier tegenover staat de op 27 September 1937 door de Vergadering van den Volkenbond aangenomen resolutie „dat er geen verontschuldigingen bestaan voor de luchtbombardementen van open steden in China". 225

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 31