genoemde, beter zouden doen, zich niet te begeven op interna-
tionaal-rechtelijk gebied. Tot hen, die deze meening zijn toege
daan behoort o.m. prof. Frangois in zijn aangehaald artikel in
„De Volkenbond" merkt hij terzake nog op
De Nederlandsche Regeering is te dezer zake dan ook reeds
diligent. Men stelle zich echter niet voor, dat nu het eenige noodige
voor het welslagen van pogingen in dezen zin is, uitnoodigingen
tot een Conferentie te verzenden. Het is volkomen juist, wat
Chamberlain op 21 Juni in het Lagerhuis zeide
„that it is no use throwing out a general invitation to other people
to come and talk about it unless we can put before them something
concrete and practical which can form the subject of discussion".
Een geheel tegenovergestelde meening is de Engelsche hoog
leeraar Landon toegedaantijdens zijn voordracht over „The
legality of aerial bombardement" 1) verkondigde hij de opvatting,
dat deskundigen militairen en juristen de neiging hebben,
te veel rekening te houden met hetgeen zij als „oorlogsnoodzaak"
en „recht" zien en daardoor den grondslag voor het regelen van
alle oorlogsgebruiken uit het oog verliezen het beginsel van het
vrijwaren van de burgerbevolking voor de gruwelen van den
oorlog. Er behoort ongetwijfeld moed toe, een dergelijke uitspraak
te doen in een gezelschap van in hoofdzaak militaire toehoorders,
doch juist de aanwezigheid van deze „deskundigen" ontnam
daaraan het n.o.m. voor „leeken" min of meer misleidende
karakter. Spreker's woorden mogen dan al heel fraai klinken, zij
houden onvoldoende rekening met de werkelijkheid en zoo valt
het niet te verwonderen, dat hij op enkele tijdens de gedachten-
wisseling gestelde vragen wij noemen slechts die, of een burger
monteur op een enkele honderden kilometers achter het front
gelegen vliegveld volgens spreker's opvatting dan niet mocht bloot
staan aan de gevolgen van den oorlog slechts zeer onbevre
digende antwoorden vermocht te geven.
Toch is er ook n.o.m. geen enkele reden, voorstellen van anderen
dan „deskundigen" met een schouderophalen voorbij te gaan;
evenwel zullen zij, die deze voorstellen doen in het oog dienen
„Als men vraagt, waar dit probleem dan wèl thuis hoort, moet
het antwoord zijn in Den Haag, als voortzetting van het werk der
2e Haagsche Vredesconferentie. Van belang zijn in dit opzicht de
woorden, door Cordell Hull in een rede op 3 Juni 11. gesproken
„With the use of armed force assuming the aspect of scarcely
imaginable brutality, we are prepared to join with other nations in
resuming and vigorously carrying forward the work, so auspiciously
begun at The Hague two generations ago, of humanizing by common
agreement the rules and practices of warfare".
Zie J.R.U.S.I. Augustus 1938.
228