Laten we nu de indirecte kosten voor de luchtmacht in Indië eens bekijken. Bovengenoemde 117 Glenn-Martins moeten worden onder gebracht in hangars, werkplaatsen moeten ervoor worden ingericht, een uitgebreide radiodienst opgericht, etc. etc. Kortom, een volle dige outilleering voor bijna 120 vliegtuigen, met daarnevens vele opleidingsvliegtuigen moet binnen zeer korten tijd opgebouwd worden, dit alles wat betreft de vredesorganisatie, die nog slechts enkele jaren geleden berekend was op nauwelijks het vierde deel van dit aantal. Wil deze luchtmacht echter op de aangegeven wijze, n.l. over den geheelen Archipel gebruikt kunnen worden, dan moet een net van vliegvelden over den Archipel gelegd worden, waarbij rekening moet worden gehouden met het toch altijd beperkte vliegbereik van vlieg tuigen. Gezien de uitgestrektheid van ons Indië zullen we zeker tien vliegvelden daarvoor noodig hebben, vermoedelijk echter ligt het aan tal dichter bij de twintigen dan volledig geoutilleerd en verdedigd (zie beneden). Nemen we nu even aan, dat een poging tot landing op een van onze Indische eilanden wordt ondernomen. Nauwelijks is door ver kenningen bekend waar dit zoo ongeveer zal gebeuren of 50, 60, mis schien wel meer bommenwerpers worden van hun standplaatsen naar het vliegveld, van waaruit de landingsplaats het best bestookt kan worden, gezonden. Van hieruit wordt een zoo intensief mogelijk bom bardement geopend. Telkens keeren de vliegtuigen terug naar dat vliegveld om nieuwe voorraden bommen, munitie, benzine etc. te halen. Dit stelt natuurlijk enorme eischen aan den voorraad daarvan, die op het vliegveld aanwezig moet zijn. Daar niemand tevoren weet, welk landingspunt gekozen zal worden, moeten al deze vliegvelden stuk voor stuk volledig aan deze eischen kunnen voldoen. Deze vliegvelden mogen niet gemakkelijk voor den vijand te berei ken zijn, moeten dus 200 km uit de kust liggen, zoodat de aanvoer niet zoo eenvoudig is. Ze moeten verdedigd worden door voldoende troepen, zoodat ze niet door den vijand met kleine middelen (na on opgemerkt gebleven landing bijv.) veroverd kunnen worden. (Dat het N.-I. leger deze troepen van zijn sterkte zou kunnen afzonderen is niet denkbaar-, gezien het tekort aan manschappen op het oogenblik. Dus extra uitbreiding, wat beteekent extra kosten). Deze verdediging, omvat ook de luchtverdediging, zoodat op al deze vliegvelden lucht doelartillerie met bediening aanwezig moet zijn. Etc. Ik zal niet trachten een berekening voor dit alles op te stellen. Er is nog een ander punt, waarop ik moet wijzen, n.l. het buiten gewoon groote verliespercentage voor vliegtuigen, met als gevolg een noodzakelijke zeer groote reserve aan materieel en personeel. De Engelsche regeering nam aan, dat het verlies in 3 maanden 100 bedraagt, terwijl eenigen tijd geleden mij werd medegedeeld, dat op het oogenblik de deskundigen daar reeds na 6 weken op 100 ver lies rekenen. Op wat dit voor Indië, dat geen eigen vliegtuigindustrie bezit, beteekent, behoeft ik zeker niet nader in te gaan. Tot nu toe, heb ik, de voetsporen van Zijne Excellentie Mr. Jager drukkend, mijn berekening en betoog zoo opgezet, dat het zou kun nen lijken, alsof ik het eens was met het bestaan van een controverse (al is het dan ook maar een financieele) tusschen kruiser en vlieg tuig. Niets is minder waar. Geen oogenblik komt het bij mij op de noodzakelijkheid van een aanzienlijke luchtmacht te ontkennen. Daar entegen moet ik met klem opkomen tegen het ontkennen van de noodzaak kruisers te bezitten in een behoorlijk aantal, waarbij drie door mij te weinig wordt geacht. Hiervoor eenigszins de redenen uiteen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 74