279
kunnen ingrijpen; zij zullen zich veelal tot observatie moeten bepalen, totdat
een concentratie van de deelen der vloot heeft plaats gehad. Met deze concen
tratie kunnen echter verscheidene dagen, zelfs weken, zijn gemoeid, in welken
tijd de vijand gelegenheid heeft gekregen zich een steunpunt te verzekeren
en zich aldaar ter verdediging in te richten. Het zal ons dan een onevenredig
groote krachtsinspanning kosten hem daaruit te verdrijven, afgezien van de
vraag of deze krachtsinspanning uit krijgskundig oogpunt verantwoord kan
worden geacht m.h.o. op de beveiliging van andere deelen van den Archipel,
o a. Java. Door de groote strategische mobiliteit van de legerbws. zal daaren
tegen wèl onmiddellijk kunnen worden opgetreden een ev. gelande vijand
zal weliswaar met dit strijdmiddel misschien niet kunnen worden verdreven,
doch hem kan de inrichting van zijn hulpbasis, van waaruit hij verder zcu
kunnen ageeren, zeer ernstig worden bemoeilijkt. Ook al heeft de landing
van de troepen van den agressor 's nachts plaats (hetgeen m.h.o. op de daaraan
verbonden moeilijkheden zeker geen regel zal zijn ook hiertegen kunnen
onze bws. echter optreden), dan nog zullen met de inrichting en bevestiging
van zijn hulpbasis meer dan enkele luttele uren zijn gemoeid (ontscheping
van materieel, oorlogsbehoeften, voedselvoorraden). Zoo simplistisch als S.
dit ziet, is het stellig niet. Een slagluchtmacht van legerbws. zal dus gerui-
men tijd, voordat de vloot in voldoende sterkte aanwezig kan zijn, reeds
krachtig repressief kunnen optreden. In geval van oorlog zal door den vijand
gebiedsbezetting ongetwijfeld methodisch geschieden, d.w.z. worden uitge
voerd cq. beveiligd door overmachtige zeestrijdkrachten. Zulks met eigen
zeestrijdkrachten te beletten zal slechts mogelijk zijn, wanneer deze zoo sterk
zijn, dat zij den strijd met den tegenstander kunnen aanvaarden. Dit zal,
gelet op de marinemacht van den te verwachten agressor, wel nimmer het
geval kunnen zijn. Ook dan zal van een doeltreffenden strijd vooraf van
de vloot weinig sprake kunnen zijn met den strijd „achteraf zal derhalve
in onze verhoudingen mede in het eerst behandelde geval van een coup
de main voornamelijk rekening zijn te houden.
Slechts de groote gevechtskracht en de groote strategische mobiliteit van
de legerbws. maken het mogelijk practisch onmiddellijk na geconstateerde
gebiedsschending op te treden. De meening van S., dat hierbij steeds kracht
tegen kracht moet worden ingezet instede van kracht tegen zwakke punten
van 's vijands dispositief, achten wij niet juist. De actie der legerbws. dient
juist plaats te hebben als de vijand nog niet krachtig kan zijn, nml., hetzij
voor en bij de landing en bij ontscheping van personeel en materieel a.a.,
hetzij tijdens de inrichting en bevestiging van zijn hulpsteunpunt op den wal,
of wel gedurende beide phasen. Hierop te dezer plaatse uitvoeriger m te
gaan, valt buiten het bestek van een tijdschriftoverzicht, weshalve wij met
een opsomming van bovenstaandê voornaamste punten volstaan.
De conclusie van S., dat de preventieve waarde van de vloot grooter is dan
die van de slagluchtmacht van legerbws., achten wij derhalve in haar alge
meenheid onjuist.
Ten slotte nog het volgende Dat de legerbws. „almachtig zijn, is noch van
regeeringszijde noch van legerzijde ooit betoogd. Gewezen is slechts op de
groote beteekenis, welke dit strijdmiddel heeft, zoowel voor de territoriale
verdediging van Java als voor die der buitengewesten, ongeacht de waarde van
de vloot voor de verdediging van onzen Archipel. Niet zoo lang geleden heeft
Min. van Dijk, Min. van Defensie, nog verklaard, dat „de beste oplossing voor
Ned.-Indië (is), zooals thans is geprojecteerd, nml. een zeegaande vloot op
de aangegeven vlootsterkte met groote en kleine zeevliegtuigen en daarnaast
machtige landbommenwerpers, zooals aan de Indische landmacht zijn of nog
verder zullen worden toebedeeld" (St. Gul, II, 1937-1938, Hand. bl.
2e kolom).
v. G.