280 Geneeskundige Dienst. Mededeeling nr. 4 van de Commissie van Advies nopens chemische en aanverwante vdd.vraagstukken. „Acethylcholine en verwante verbindingen" door Prof. Dr. H. J. Backer en Drs. C. H. H. Kool. In de Am. dagbladpers heeft een tijd geleden het gerucht de ronde gedaan, dat ten einde den oorlog minder barbaarsch te maken bij de American Chemical Society het denkbeeld zou zijn gerezen met acethylcho line de onmiddellijke bewusteloosheid van vij. legers te bewerkstelligen. Acethylcholine zou in het bloed gebracht, in uiterst kleine hoeveelheden reeds een zoo aanzienlijke verlaging van den bloeddruk veroorzaken, dat een oogenblikkelijk optredende bewusteloosheid daarvan het gevolg zou zijn. Echter treedt, omdat de stof zeer snel in de bloedbaan wordt afgebroken, herstel spoedig in, tenzij maatregelen worden genomen om de ontleding van het middel te vertragen, in welk geval de bewusteloosheid veel langer zou kunnen duren. Een „grain" van deze chemische stof is volgens Dr. R. R. Renshaw, die in samenwerking met D. Green en M. Ziff de chemische en physiologische eigenschappen ervan aan een uitvoerige bestudeering heeft onderworpen, voldoende om één billioen zes honderd negentig millioen katten bewusteloos te maken, terwijl eenzelfde hoeveelheid genoeg zou zijn om een leger ter sterkte van een millioen man tijdelijk buiten gevecht te stellen. De moeilijkheid is, dat het middel, wil het zijn werking kunnen ontvouwen, in de bloedbaan moet worden gebracht. Men denkt dit te kunnen bereiken, door het te verwerken in een speciaal soort granaat van poreus, tegelachtig materiaal, welke bij de explosie in een groot aantal kleine scherfjes uiteen vliegt. Zelfs het kleinste schrammetje, veroorzaakt door een dergelijk met acethylcholine doordrenkt scherfje, zou volgens Renshaw voldoende zijn om bijna onmiddellijk flauwvallen van den getroffene teweeg te brengen. Indien de schram echter slechts acethylcholine zou bevatten, zou de werking slechts enkele oogenblikken duren, doch chemisch zou het mogelijk zijn aan het acethylcholine een bepaalde verbinding toe te voegen, waardoor de ontleding aanzienlijk wordt vertraagd en de bewusteloosheid urenlang aanhoudt. Deze courantenberichten hebben den Min. van Def. in Ned. aanleiding gegeven een onderzoek te doen instellen naar de juistheid der daarin geuite veronderstellingen. Het onderzoek, dat naar aanleiding hiervan in het physiologisch-chemisch lab. der Groningsche Universiteit werd verricht, heeft aangetoond, dat acethylcholine een stof is, welke zenuwprikkels over brengt. Het wordt in het lichaam aanhoudend gevormd, doch ook dadelijk weer ontleed. Indien acethylcholine in den vorm van een zout, van buiten af in het lichaam wordt gebracht, heeft deze ontleding overeenkomstig de Am. bevindingen direct plaats, zoodat het slechts enkele seconden kan werken. Ei- zijn twee methoden om de werking langer te doen duren. De eerste bestaat in gelijktijdige of voorafgaande toediening van eserine, waardoor de „esterase" onwerkzaam wordt gemaakt en verder is het mogelijk de chemische samen stelling van het acethylcholine eenigszins te wijzigen, waardoor producten ontstaan als acethylmethylcholine en carbaminoylcholine, welke dezelfde verlammende werking hebben, maar niet van nature in het organisme voor komen en in verband hiermede niet worden ontleed door de in het lichaam voorkomende esterase. Deze beide derivaten hebben bovendien het voordeel bestendiger te zijn dan het acethylcholine zelf. De verwachting, dat acethyl choline in de toekomst als strijdmiddel zou kunnen worden gebruikt, schijnt den Ned. onderzoekers niet plausibel. Vooreerst zouden alleen de bovenge noemde en soortgelijke derivaten in aanmerking komen wegens him langere werking en grootere bestendigheid. Het grootste bezwaar blijft echter dat deze stoffen alleen werken, wanneer ze in het lichaam worden gebracht en ver moedelijk zal de kans hierop bij projectielen wel gering zijn. Niettegenstaande de groote physiologische werkzaamheid van dergelijke stoffen bij intraveneuze injectie, zouden ze in de practijk weinig effect kunnen hebben, omdat slechts

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 86