9. UIT DE lie KAMER.
Aan de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag
betreffende de begrooting van, Ned.-Indië voor 1939 (Zitting 1938-
1939 4nr. 69) ontleenen wij het volgende
271
minderheid, zoodat Indië practisch voor eiken overmaehtigen vijand
open Ugt. r
Ik zal de laatste zijn, om te beweren, dat kruisers geen nut lie b
ben voor bewaking en verkenning kunnen zij zelfs uitstekende dien
sten' bewijzen, maar dat is niet de hoofdzaak. Men moet den aan
valler krachtig kunnen weerstaan en dat is alleen mogelijk, als men
ten naastebij gelijkwaardige krachten tegenover hem kan stellen en
beter nog, als men superieur is in bewapening.
Ter zee is dat uitgesloten, wanneer men over geen zwaardere schepen
dan kruisers beschikt. Met een voldoend sterke luchtmacht van Glenn
Martins is het wèl mogelijk, daar men dan niet alleen even sterk,
maar zelfs superieur zal zijn, aan de luchtmacht, die een aanvaller
van over zee kan aanvoeren in den eersten tijd van den strijd. Alleen
op die wijze kan ook met bescheiden financieele middelen een krach
tige verdediging bereikt worden, waarvan repressief en dus ook pre
ventief een veel grooter invloed uitgaat, dan met onze kruisers ooit
te benaderen valt.
Meesterschap in de lucht eenerzijds, zwakheid ter zee anderzijds,
de keuze kan niet moeilijk zijn voor wien een goede verdediging van
Indië zeer ter harte gaat. Gevoelsoverwegingen mogen voor den
kruiser spreken, het verstand wijst te duidelijk in de richting van een
sterke luchtmacht vlan landvliegtuigen, als het zwaartepunt van de
Indische verdediging. JAGER.
(DEPARTEMENT VAN OORLOG).
De ondergeteekende vernam met groote voldoening, dat de Kamer
zich vrijwel algemeen met de versterking van het Koninklijk Nedei
landsch-Indisch Leger kon vereenigen.
Wat de opmerkingen nopens de Indische defensiegrondslagen f>etre
is de ondergeteekende nog steeds van oordeel, dat deze grondslagen
voldoende ruimte laten de weermacht op te bouwen m dien zin, dat
elke gewelddadige aanranding met geweld kan worden beantwoord.
De practijk der laatste jaren wijst dit trouwens wel zeer afdoende uit.
Mitsdien kan hij het standpunt geheel onderschrijven van die leden
die de vraag, in welke volgorde de onderscheiden doeleinden der
Indische weermacht moeten worden opgesomd, slechts van acade
mische waarde achtten en als hun inzicht deden blijken, dat bij
wiiziging van de defensiegrondslagen naar buiten den valschen schijn
zou kunnen worden gewekt, dat de Regeering eerst thans, onder den
druk van den tegenwoordigen, internationaal politieken toestand, tot
het besef is gekomen, dat aan de verdediging van Nederlandsch-Indie
de noodige zorg moet worden besteed.
De leden, die van meening zijn, dat de legerleiding meer het oog
gericht houdt op de versterking van het materieel dan op het bezit
van een volkomen betrouwbaar leger, samengesteld uit alle bevolkin0s
groepen van Nederlandsch-Indië, zij eraan herinnerd, dat m het leger
reeds militairen van verschillende landaarden zijn opgenomen. Er