van een minister-president en een politieagent, een legercom mandant en een onderofficier, doch daaraan zou moeten worden toegevoegd redelijkerwijs. In oorlogstijd is aan voorbeelden ontbreekt het niet de redelijkheid echter meermalen zoek. Doch dit nog daargelaten, elke inbreuk op de regels, door wien ook, blijft een schending, welke aanleiding zal geven tot protesten ook hier is voorkomen beter dan genezen, te meer waar oorlog voerenden de zeer verklaarbare neiging hebben, alles te bezien uit den gezichtshoek of zij bij een schending voor- dan wel nadeel hebbenhet is niet velen gegeven, met of door onverschilligheid de neutraliteitsregelen te kunnen schenden met de opmerking „das Weitere möge die Diplomatie regeln". 5) Onwillekeurig zal zich bij enkelen de vraag opdringen, of de waarschijnlijkheid groot is, dat landmachtofficieren in neutrali- teitszaken zelfstandig zullen moeten handelen. Een afdoend antwoord valt hierop niet te gevener zijn immers tal van factoren in het spel. Wij noemen er slechts enkele, welke de lezer zelf met andere zal kunnen aanvullen de ligging van het oorlogstooneel t.o.v. N.-I. wordt de strijd in de nabijheid onzer territoriale grenzen al of niet in hoofdzaak ter zee, te land of in de lucht gevoerd is onverwijld ingrijpen geboden of bestaat gelegenheid, hoogere autoriteiten te doen beslissen zijn de verbindingen met die hoogere autoriteiten intact is het bestuur overgegaan op het militair gezag (in tegen overgesteld geval is het niet uitgesloten, dat advies wordt gevraagd) De lezer zal het ons ten goede houden, dat wij op deze punten niet nader ingaan, doch na eenige overdenking van de opgesomde en wellicht door hem aangevulde factoren ongetwijfeld met ons tot de slotsom komen, dat de waarschijnlijkheid, dat land machtofficieren worden geroepen tot beslissingen inzake neutra- liteitsvragen grooter is dan voorheen. Moge dit artikel er toe bijdragen, de taak te verlichten van hen, die voor zoodanige beslissingen worden gesteld. II. NEUTRALITEIT EN NEUTRALITEITSRECHT. Vele schrijvers hebben min of meer wijdloopige omschrijvingen gegeven van het begrip neutraliteittoch is dit „uitermate eenvoudig en wordt het door het woord juist uitgedrukt". 6) 294 j Deze opmerking zou volgens Vonselow (Völkerrecht, Einführung in die Praxis der Staaten, 1931, blz. 431, en Somlo Walz, He deel, Recht der Neutralitat im Seekriege, blz. 187) zijn gemaakt door den Engelschen com mandant, die op 15 Maart 1915 een in een Chileenschen haven geïnterneer den Duitschen kruiser overviel. de Louter, Het stellig volkenrecht II, 1910 blz. 383. Zie ook Luit. t. Z. Ie KI. van Foreest, De beginselen der neutraliteit, Mar.B. Dec. 1938.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 10