poeri kwamen thans eerst goed tot haar recht. 24 Mei 1897 werd
hij benoemd tot Ridder 3e kl. der M.W.O., „hebbende zich onder
scheiden bij de krijgsverrichtingen tegen Atjeh in de maanden
Maart t/m November 1896".
In Augustus 1897 werd hij belast met het Commando over de
z.g. kleine Pidië expeditie.
30 September 1897 geschiedde zijn buitengewone bevordering
tot Kolonel, wegens „uitmuntende militaire daden bedreven tijdens
hij te Atjeh van 5 Februari tot 26 Juli 1897 belast is geweest
met het Commando der troepen in de bovenstreken der XXII
Moekims en in het bijzonder bij zijn optreden als aanvoerder in
de gevechten van 6-10 Augustus 1897 in de Moekims Peukan
Baroe en Peukan Sot (Pidië)". Tevens werd de Kolonel benoemd
tot Chef van den Generalen Staf, weshalve hij in October 1897
naar Java moest vertrekken om deze functie te aanvaarden. Hier
door was hij weer in de gelegenheid om met Dr. Snouck Hurgronje
over de brandende Atjehsche vraagstukken van gedachten te
wisselen, inzonderheid over het Pidië-vraagstuk.
6 Mei 1898 werd Kolonel Van Heutsz benoemd tot de verant
woordelijke functie van Gouverneur van Atjeh en ongeveer
gelijktijdig met deze benoeming werd ook Dr. Snouck Hurgronje
belast met de functie van Adviseur voor Inlandsche zaken, terwijl
hem in het bijzonder werd opgedragen zich naar Atjeh en de
Onderhoorigheden te begeven, zoo dikwijls en zoo lang het in het
belang zijner werkzaamheden als adviseur noodig zou blijken te
zijn. 1 Juni 1898 trok de verjongde troepenmacht van Atjeh, die
ruim twee jaren in Groot Atjeh door haar Overste was gehard,
met haar ouden aanvoerder thans Kolonel Van Heutsz té
velde naar Pidië's binnenlanden. Met deze expeditie werd de
nacificatie der Onderhoorigheden ingeluid. Weldra volgde het
overige deel der Noord- en Oostkust, Batèe Ilieë viel, de Westkust
kwam meer tot rust, de Gajo- en Alaslanden werden onderworpen.
De hoogste benoemingen en onderscheidingen vielen Van Heutsz
te beurt: Generaal Majoor, Luitenant Generaal; het Comman
deurskruis der M.W.O. werd hem toegekend bij K.B. van 10
Januari 1899 nr. 32 voor de uitstekende diensten bewezen bij
de voorbereiding en de leiding der krijgsoperatiën in de Pidië-
streek en verder ter Noord- en Oostkust van Atjeh in 1898 en
het Grootkruis der M.W.O. als nieuw bewijs van Harer Majes-
teits Hooge tevredenheid over de wijze, waarop hij sedert zijn
optreden als Civiel en Militair Gouverneur van Atjeh en Onder
hoorigheden zich heeft gekweten van die zware taak en tevens
voor den moed, het beleid en de trouw, door hem in die betrek
kingen aan den dag gelegd.
Van 1904—1909 bekleedde Van Heutsz het in Ned.-Indië hoogst
bereikbare ambt van Gouverneur-Generaal, in welke functie hij
het voormalig vrij onsamenhangende primitieve eilandenriik der
290