steden en KiuKiang alsmede in een gebied om de JangTze-mon-
ding, stroomafwaarts van WuHu. In het westen van de JangTze-
vallei bezetten zij een front van SinYang 'aan de PingHan, (van
het TaPieh-gebergte) tot aan YoChow aan het TungTing-meer.
Waarschijnlijk beheerschen zij de overgangen over het TaPieh-
gebergte tot aan de JangTze tegenover KiuKiang. Maar Hwang-
Mei en HuKow zijn weer in Chineesch bezit. In het oosten bezitten
zij een gebied begrensd door de lijn ShangHai PengPu HoFei -
WuHu—HangChow—ShangHai. In de geheele JangTze-vallei
schijnen niet meer dan 10 divisies te zijn gelegerd. Zooveel moge
lijk troepen heeft men naar het noorden gezonden. In HoPei,
ShanSi, ShanTung en KianSu tracht men de guerilla's de baas
te worden. Tal van stedennamen welhaast een jaar geleden be
kend geworden uit de HsuChow-veldslagen, worden thans op
nieuw vermeld. Vooral zijn de Japanners actief in het noordelijk
deel van KiangSu, waar eenige colonnes, in zuidelijke richting
langs het Keizerkanaal oprukkende, verschillende steden op de
Chineezen hebben veroverd. Ook HaiChow aan het oostelijke
eindpunt van de LungHai. Bij dit oprukken dreven zij volgens
hun zeggen vele guerillabenden uiteen. Het is niet wel mogelijk
uit de daarover gepubliceerde berichten conclusies te trekken
omtrent de vooruitzichten in dezen strijd. De meeste gevechten
en schermutselingen blijven onvermeld. Beide partijen melden
alleen „outstanding" gevechten, waarin zij de overwinning hebben,
althans meenen te hebben behaald. Zij zijn daarbij als regel zeer
kwistig met de opgaven van aan den vijand toegebrachte (toe
gedachte) verliezen. Het resultaat van de Japansche „mopping
up" expedities tegen de guerilla's, die zij bij voorkeur qualifi-
ceeren als rooverbenden, kan eerst de tijd leeren. Indien het
aan de Chineesche regeering gelukt de leiding der guerilla te
behouden, een goeden geest daarin te handhaven, de verliezen aan
te vullen en ze steeds weer te versterken met versch gevormde
en geoefende afdeelingen, kan deze oorlog nog lang duren en van
grooten invloed zijn op den einduitslag van den strijd. Het is
daarvoor echter noodig, dat de Chineesche regeering haar tegen
woordig gezag en gebied behoudt, want zoo zij uit SzeChwan en
YünNan mocht worden verdreven, is het niet duidelijk hoe zij
nog aan bovengenoemde eischen zou kunnen voldoen.
Voorloopig is over den guerilla-oorlog alleen dit te zeggen. De
Chineesche militaire autoriteiten hechten er groote waarde aan.
Zij doen wat in hun vermogen is dezen strijd te organiseeren en
daaraan leiding te geven. Voorgelicht door de aan ervaring rijke
aanvoerders van het 8e Leger, leggen zij er den nadruk op, dat
het noodig is, dat de guerilla's op de sympathie van het volk
kunnen rekenen en daarvan de vrijwillige en volle medewerking
verkrijgen. Daarom moeten de guerilla s al het mogelijke doen om
het volk te doen begrijpen, dat het tegenwoordige Chineesche
356