kostenverdeeling dat in beginsel voorschrijft, de exploitatiekosten op zich kan nemen, is voor mij géén vraag. Met andere woorden, ook deze lasten zouden grootendeels door het moederland gedragen moeten worden. Nu geef ik grif toe, dat met een dergelijke vloot Indië redelijk beveiligd is, mits en ziedaar een naar mijn smaak bedenkelijke reserve men vroeg of laat over sterke bondgenooten kan beschik ken, een mogelijkheid, die voorshands zeker niet rooskleurig is. Worden wij niet gesteund, dan is ook een vloot van die sterkte op den duur tot den ondergang gedoemd. Zoo goed als het Russische Port- Arthur-eskader, dat oorspronkelijk niet zoo heel veel in kracht verschilde met de Japansche vloot, ten slotte onderging, zonder dat het de verovering van Mandsjoerije heeft kunnen beletten. Doch één voordeel wordt met een slagschepenvloot ontegenzeglijk verkregendat de tegenstander tot een groote krachtsinspanning wordt gedwongen, hetgeen onder gunstige omstandigheden preventief zou kunnen werken en daardoor Indië inderdaad veilig stellen. In het Voorloopig Verslag is weer eens het meer gebezigde argu ment aangevoerd, dat voorzieningen betreffende aanbouw, inrichtingen, enz. ten behoeve van een slagschepenvloot zoo geruimen tijd in beslag zouden nemen, dat het meest kritieke tijdperk vermoedelijk voorbij zou zijn, vóórdat dergelijke schepen gereed en in gebruik zouden zijn. Ik behoef wel nauwelijks te zeggen, dat er in dit argument een speculatief element ligt. Dat zelfde element ligt trouwens ook opge sloten in mijn zienswijze, dat afgescheiden van de thans zeker bestaande spanningen de verdere toekomst ons mogelijk meer zorgen zal baren. Daarom wijs ik in het bijzonder op de situatie, die zal ontstaan na afloop van den Japansch-Chineeschen krijg, Welke daarvan de uitslag ook moge zijn, hetzij een China onder leiding van Japan, hetzij een herboren vrij en krachtig Chineesch Rijk, wij zullen, mede met het oog op de talrijke Chineesche ingezetenen in Indië, alsdan mogelijk voor nog heel wat neteliger problemen komen te staan. Het tweede denkbeeld is dat van de zes lichte kruisers met annex daaraan eveneens een versterking van het lichtere materieel, waar mede eveneens nog vrij belangrijke bedragen gemoeid zijn. Ik heb reeds vroeger betoogd, dat een vloot van lichte kruisers, of het er nu 3 of 6 zijn, onbetwistbaar de mindere is van een eskader, bestaande uit krachtige artillerie-schepen. Met uitsluitend lichte kruisers wordt dus een eenigszins redelijke beveiliging van Indië niet verkregen. Zelfs zal een krachtige maritieme Mogendheid m.i. in staat zijn om zich zonder te groote inspanning het volstrekte overwicht in de Indi sche wateren te verzekeren. Men kan het betreuren, doch het staat ontwijfelbaar vast, dat met een lichte kruiservloot Indië niet recht streeks kan worden verdedigd en dat haar slechts een meer bescheiden taak ten deel kan vallen. Uit de voorafgaande beschouwingen meen ik deze gevolgtrekking te mogen makenwil men een daadwerkelijke versterking, ik zou haast willen zeggen een principieele verbetering, van onze maritieme defensie, dan is zij alleen te verkrijgen door de oprichting en organi satie van een slagschepeneskader met bijbehoorend lichter materieel. Versterking met enkele en zeker met een enkelen lichten kruiser beschouw ik om mij eens populair uit te drukken als een lap middel en in zooverre een gevaarlijk middel, als het wellicht in staat zou zijn een niet gemotiveerd gevoel van veiligheid te geven. Dat overigens voor onze zwakke marine iedere versterking van eenige beteekenis is, zal uiteraard door niemand betwijfeld worden. Doch daar gaat het in dit geval niet om. Zou men eventueel met spoed tot eenige versterking van de vloot in Indië willen besluiten, dan ligt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 80