365 het toch voor de hand, de hier te lande gestationneerde bemande reserve daarheen te doen overgaan. Nog daargelaten, dat dit naar mijn meening in ieder geval een dringende noodzakelijkheid moet worden geacht, omdat een reserve in Nederland geen reserve is. De Regeering meent nu wel, dat de schepen in pl. m. 17 dagen in Indie kurmen zijn, doch zij geeft daarbij blijk van een niet gemotiveerd optimisme, door bij voorbaat aan te nemen, dat de vaart door het Suez-kanaal nog vrij en nog mogelijk zal zijn, en door voorbijzien van het stellig ook niet uitgesloten gevaar, dat dit zwakke smaldeel zijn bestemming nooit bereikt. Men kan er toch m de tegenwoordige omstandigheden bezwaarlijk op rekenen, dat men tijdig, voor he uitbreken van een conflict, tot de uitzending zal kunnen overgaan. In verband met de voorafgaande beschouwingen acht ik het noodig, met een averechtsch idee, dat blijkbaar in sommige kringen nog opgeld doet, af te rekenen. Van die zijde is nl. de voorstelling gewekt, dat uitbreiding van de marine zou kunnen leiden tot verzwakking van de luchtmacht. Ik zou den voorstanders van dit denkbeeld wel willen vragen, of de tegenwoordige gebeurtenissen aan hun aandacht zijn ontsnapt. Ik verwijs naar de herbewapening, waarvan het meest sprekende, het meest op den voorgrond tredende kenmerk is de enorme uitbreiding van de luchtmacht en de voortdurende opvoering van de vliegtuigen productie. Dat schijnt wel het voornaamste doel van de groote Staten, óók van de maritiem krachtige Mogendheden. Zelfs Amerika, dat door breede oceanen is gescheiden van moge lijke tegenstanders, besteedt honderden millicenen dollars aan zijn luchtvloot, ongeacht de toch niet geringe verhooging van zijn weer macht ter zee en te land. Hoeveel te meer is een behoorlijke luchtmacht noodig voor Indië, welks maritieme middelen in het niet zinken, vergeleken bij de Amerikaansche en dat een eventueelen tegenstander heel wat dichter bij de deur heeft. Tot die averechtsche meening draagt, geloof ik, in niet geringe mate bij het minder juiste begrip, dat men over de beteekems en de bestemming van de landvliegtuigen heeft. Deze zijn een instrument voor de territoriale verdediging. Zij zijn vooral bestemd en ook het meest geëigend om tegen landelijke doelen te worden ingezet. Zij vormen geen wapen voor den strijd ter zee, al kunnen zij zoo noodig ook tegen maritieme doelen worden ingezet. Tegen transportschepen voor de kust b.v., tegen troepen in de sloepen bij een landing e.d. verwacht men van de actie van land- bommenwerpers groot resultaat. Doch in gevallen als deze is het in feite reeds de territoriale defensie, die op den voorgrond treedt. Juist met het oog op de bestemming en het karakter van de lucht vloot der landmacht ligt in het weieens gepropageerde denkbeeld, de landbommenwerpers organiek bij de marine in te deelen, een onredelijke gedachte, die onvoorwaardelijk moet worden afgewezen. Hetgeen overigens uiteraard niet uitsluit, dat in daarvoor geëigende omstandigheden op samenwerking zal moeten worden gerekend, in verband waarmede de noodige geoefendheid reeds in vredestijd moet worden verkregen. Kan de Minister in de Kamer misschien mede- deelen of in Indië de daartoe noodige gecombineerde oefeningen geregeld worden gehouden Door de verwerping in den Volksraad van den voorgestelden alge- meenen maatregel van bestuur betreffende de verdeeling van de vlootkosten, zijn we de heer Stokvis heeft dat ook reeds opge merkt in een bijzondere positie geraakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 81