7. CHINA.
Van onzen correspondent).
In de vorige correspondentie werd verwondering uitgesproken
over het feit, dat de Japansche expeditionnaire macht in China
maanden lang de Chineezen met rust laat en daardoor den Chi-
neeschen militairen gelegenheid geeft hun gehavende legers te
reorganiseeren, aan te vullen en op nieuw te oefenen.
Het lijkt er eenigszins op, dat de Japanners telkens wanneer zij
een zich gesteld doel bereikt hebben, niet voorbereid zijn voor
den volgenden stap. Wellicht hebben zij telkenmale, wanneer zij
zulk een 'doel bereikt hebben, gemeend aan het einddoel te zijn,
om daarna tot de ontmoedigende ontdekking te komen, dat achter
den moeizaam beklommen bergtop alweer een andere en hoogere
hun wacht.
Zoo was het na den val van NaniKing. Toen had volgens de
Jap. verwachting de oorlog behooren te zijn geëindigd, immers
de hoofdstad des rijks was in hun handen. En zoo was het ander
maal na den val van HanKow, waardoor de Chineesche regee
ring werd teruggedrongen uit de JangTze-vallei en was verlaagd
tot de positie van „a mere local administration". Maar de Chi
neesche regeering houdt zich niet aan de spelregels, zooals de
Japanners die zich hebben gedacht. De Japansche militaire leidei s
hadden zich den val van NanKing als de beslissing van het
„incident" gedacht, zij schijnen zelfs in de meening te hebben
verkeerd, dat men nu verder de Chineesche legers „m het bin
nenland" aan hun lot zou kunnen overlaten, waar zij spoedig
door het communisme zouden worden verteerd, en dat een deel
der expeditionnaire troepen zou kunnen repatrieeren. Dat de
Chineesche regeering de vredesvoorwaarden volkomen afwees
aannemen ervan zou China hebben verlaagd tot eene Japansche
kolonie was eene verrassing. De Japansche regeering ver
klaarde daarop, de regeering van generaal ChiangKaiShih niet
meer te erkennen, waarop 6 weken na den val van NanKing,
de operatiën werden hervat.
Na den val van HanKow zien we een overeenkomstig verloop.
Weer is er een periode van politiek tusschenspelen wijl Japan
op dat tijdstip nog ernstiger dan tien maanden te voren den
vrede wenschte, heeft de periode van onderhandelen en beraad
slagen ditmaal langer geduurd. Hetgeen ook daarom verklaar
baar is, omdat zooals in eiken oorlog ook in Japan de
353