ad. 1. Een volwaardig pantserprojectiel moet zoo sterk zijn, dat het bij treffen niet breekt, doch voldoende energie behoudt om het pantser te doorboren, c.q. vervolgens te springen. anzelfspre- kend moet de buis (bij een pantserprojectiel een bodembuis) eenige vertraging bezitten om dit teweeg te kunnen brengen. Een pantserspringprojectiel toch dat springt vóór de doorboring is voltooid, is waardeloos, omdat de meegevoerde lading te gering is om een vernietigenden detonatiegasdruk uit te oefenen. ad. 2. Het begrip „indringing" door een brisant granaat moet anders worden opgevat als bij een pantserprojectiel. In het alge meen zal immers een brisantgranaat moeten springen zoodra zij het doel treft. De geringe houdbaarheid van deze projectielen gedoogt geen indringing. Juist door de groote lading zijn ze even wel in staat om aan de tref zij de van een pantser groote plaat selijke werking te veroorzaken een gevolg van bovengenoem- den detonatiegasdruk. Teneinde die werking zoo gunstig mogelijk te laten verloopen is deze granaat van een gevoelige buis voor zien. Is er eenige kans op doorboring (bijv. tegen pantsers van 2 cm) dan zal het projectiel moeten worden verschoten „met vertraging", echter een zoodanige vertraging dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het projectiel geen uitweg naar buiten vindt (zooals bijv. bij vechtwagens het geval kan zijn). „Zonder vertraging" zal wel is waar een gat worden geslagen in de pantsering, doch daarbij zal tevens de grootste uitwerking aan de buitenzijde plaats vinden. Hoewel één van de voornaamste factoren in den strijd tusschen pantserspringprojectielen en pantsers, het buisvraagstuk is (ver traging) wordt hierover in de literatuur weinig aangetroffen. In het algemeen kunnen we zeggen dat een z.g. „ideale buis" moet voldoen aan de volgende eischen a. vertragende werking bij het ondervinden van een grooten weerstand (sterk pantser) b. snelle werking bij lichte pantsers. Indien niet beschikt wordt over deze „ideale buis" zal men zijn toevlucht moeten nemen tot het gebruiken van twee soorten buizen, c.q. regelbare buizen. Wij hebben bij de brisantgranaten niet gesproken over de trefsnelheid. Immers bovenstaande uiteenzetting beschou wende heeft de uitwerking van de springlading „an sich" niets te maken met de snelheid. Alleen de hoeveelheid springstof is hier beslissend, daarbij tevens grenzen stellend aan de mini mum afmetingen van het projectiel. Bij de pantserprojectielen speelt die trefsnelheid dus de trefenergie echter wel een groote rol, zoodat dan ook de springlading ondergeschikt is aan de sterkte van dat projectiel. We weten dat door een pantser- 416

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 28