projectiel een zekere hoeveelheid materiaal uit de plaat wordt
geponst, afhangende van het kaliber. Voor dezen arbeid is energie
noodig. Vergelijken we nu een groot en een klein-kaliber pant
serprojectiel, die op een gegeven moment dezelfde energie zou
den bezitten, dan blijkt duidelijk dat het klein-kaliber projectiel
veel minder arbeid behoeft te verrichten om een zekere plaat
te doorboren dan het groote kaliberde resteerende energie kan
worden aangewend om nog meer materiaal te verzetten. M.a.w.
bij gelijke trefenergie is een klein projectiel in het voordeel bij
een groot projectiel.
Ter toelichting moge een theoretisch voorbeeld dienen, waarin
op overdreven wijze de capaciteit van projectielen van verschil
lend kaliber met elkaar wordt vergeleken. Als namelijk voor het
doorslaan van een 50 mm plaat 82,6 mt van een 10,5 cm projectiel
noodig is, dan kan een 7,5 cm projectiel met eveneens 82,6 mt
energie 70 mm doorboren. Zoo voortgaande vindt men voor den
8 mm infanterie-pantserkogel een prestatie van rond 700 mm.
Hoe verleidelijk deze uitkomsten werken in de richting van
kalibervermindering, toch zijn dergelijke pogingen in de practijk
voorloopig gedoemd om te mislukken, nog afgezien van het feit
dat de uitwerking der kleine projectielen tegenover de groote
vrijwel nihil is. Het is bij den huidigen stand der techniek onmo
gelijk om den kleinkaliber projectielen de bij bovengenoemde
trefenergie behoorende snelheden te geven bijv. voor een 8
mm kogel de fantastische snelheid van bijna 13000 m/sec., terwijl
het 10,5 cm projectiel slechts 300 m/sec noodig heeft voor het
ontwikkelen van 82,6 mt. Bovendien laat zich voor die groote
snelheden geen materiaal vinden dat wapen en projectiel de
noodige inwendige vastheid verleent. Geen wapen is tot een
dergelijken krachttoer in staat.
Bij het vergelijken van afweerwapens gaat men in den regel
uit van gelijk blijvende mondingsenergie, omdat deze grootheid
is vastgesteld in nauw verband met de beweeglijkheid van den
vuurmond en zijn tactisch gebruik. Dan blijkt ook dat de aan-
vangssnelheid van de kleine kalibers grooter is dan bijv. van
een 10,5 cm projectiel, iets wat vooral in den strijd tegen bewe
gende doelen van zeer veel belang is. Een groot nadeel van
kleine projectielen (tot plm 2 cm) is, dat ze slechts massief zijn
te construeeren, dus zonder buis en springlading, zoodat dan de
scherfwerking achter een pantser onbeduidend is. Sommige fabri
kanten vullen het projectiel van 2 cm met een kleine spring
lading, waardoor tijdens het doorboren van een pantserplaat
toch eenige springwerking plaats vindt. Men neemt daarbij
namelijk aan, dat tijdens het doorboren van een pantserplaat
een zoodanige hoeveelheid warmte wordt ontwikkeld, dat de
aangebrachte hoeveelheid springstof het projectiel daardoor doet
explodeeren (warmte-ontwikkeling veroorzaakt door wrijving
417