We willen onze beschouwingen over het hierboven aange
voerde thema niet beëindigen zonder hierin de zeer belangrijke
groep pantserspringprojectielen van grooter kaliber te hebben
betrokken. Welke uitwerking zal men in het algemeen van deze
projectielen kunnen verwachten op pantsers van 40 tot 50 mm
a. Treffen van een zeer hard pantserDoor de betrekkelijk
geringe indringing met de daarop volgende zeer hooge detonatie
gasdruk van het springende projectiel is er groote kans dat door
de scheurwerking als gevolg van het niet veerend opvangen van
den detonatieschok, de plaat geheel splijt en open barst.
b. Treffen van een taaie plaat. De detonatieschok wordt
veerend opgevangen. Geen barst- of scheurvorming, hoogstens
een normaal doorboringsbeeld, met uitwerking aan de achter
zijde van het pantser, waarhij dit echter intact blijft. Dit laatste
nu is voor scheepspantsers van zeer groot gewicht, zoodat dan
ook dergelijke dikke pantsers een groote mate van taaiheid
bezitten, en de houdbaarheid van de scheepshuid in belangrijke
mate wordt verhoogd.
Zooals boven reeds is gezegd, bevinden zich vele varianten
tusschen de beide staalsoorten, op zich zelf dus de oorzaak zijnde
dat men zich bij de projectielfabricage niet enkel en alleen op
de bestrijding van één pantserkwaliteit kan toeleggen. Toch zal
het, bekeken uit een oogpunt der munitieaanvulling, veelal nood
zakelijk zijn dat men zich bij die bestrijding tot één projectiel
soort beperkt. Nu is het evenwel duidelijk, dat een lichte pant
serwagen, slechts bescherming behoevende verleenen tegen de
moderne geharde klein-kaliber projectielen, voorzien moet zijn
van harde pantsers een zware vechtwagen die daarentegen ook
beschermen moet tegen springgranaten der veldkalibers, zal op
gebouwd zijn uit taaie, hoogstens aan de buitenzijde geharde
platen.
Waar zooeven reeds iets is vermeld over de projectielkwaliteit
moeten we hieraan toevoegen, dat de scheepsartillerie in den
strijd tegen bijzonder harde pantsers soms met succes gebruik
maakte van z.g. „kapprojectielen", waarvan de harde punt door
een zachtere kap was bedekt. Het scheen, dat naast gunstiger
doorslagresultaat het projectiel zich ook beter op de plaat
„richtte". De nadeelige invloed, welken zoo'n kap heeft op de
constructieve en ballistische eigenschappen der projectielen,
zal het gebruik te land in hooge mate bezwaarlijk maken. De
groote belangrijkheid van den kop van een pantserprojectiel
komt hierbij dus wel duidelijk naar voren. Nu hebben recente
proefnemingen echter uitgewezen, dat bij stompe projectielen
het doorborend vermogen grooter is dan bij de slanke. We zien
dan ook dat de beschrijvende lijn van den kop een straal heeft
419