van 1 kaliber, zulks in tegenstelling met den ouden vorm,
waarvan de kopstraal 2 a 3 kaliber bedroeg. Als voorbeeld van
een modern type mag hier worden genoemd de pantserspring-
granaat van bijv. het 4.7 mm Böhler inf. geschut.
Een andere factor, ook bij de pantserbestrijding van belang,
is de scherfwerking van op of nabij de pantsering springende
projectielen. De ervaring heeft echter geleerd, dat die werking
betrekkelijk gering is. Ze krijgt eerst eenige beteekenis. als de
afstand springpuntpantser zeer klein is. Wel is waar is de
scherf snelheid nabij het springpunt buitengewoon groot (voor
een scherf van een 10,5 cm granaat worden waarden gevonden
van 1500 m/sec.)doch deze loopt al spoedig terug door
a. den ongunstigen scherfvorm,
b. de naar verhouding geringe metaalbelasting, en
c. den grooten luchtweerstand.
Het gros der scherven heeft een gewicht van ongeveer 10 gram.
Zou een pantserkogel van 10 gram een trefsnelheid kunnen be
zitten van 1500 m/sec., dan mogen we aannemen dat zelfs een
vrij hard pantser van 40 mm daartegen geen bescherming ver
leent terwijl in werkelijkheid een scherf van 50 gram loodrecht
treffende en afkomstig van een in de onmiddellijke nabijheid
van de pansering springend projectiel slechts 30 mm doorslaat.
Op een afstand van 15 m bedraagt dit nog maar 15 mm. Der
gelijke zware scherven kunnen dus alleen maar iets presteeren
tegen lichte pantsers.
Nog geringer worden deze resultaten bij „scheef treffen der
scherven. Om dit eenigszins te kunnen beoordeelen mogen we
verwijzen naar fig". 1, een springende granaat voorstellende.
Hier komt duidelijk naar voren dat het vrijwel onmogelijk is
om scherven loodrecht te laten treffen. Zeer zeker kan het wel
eens voorkomen dat een rondvliegende scherf onder een gun-
stigen hoek inslaat, maar dan kan men met recht van een gelukje
spreken.
420