434 O.i. zullen we in verband met den 2den (zwaarst wegenden) eisch de wielrijders als regel niet veel verder dan 5 km naar voren mogen zenden, tenzij steunende infanterie met middelen van versneld vervoer snel kan oprukken, terwijl natuurlijk ook het bepaalde in 181(3) op de wielrijders van kracht blijft. 183 Dit punt vangt aan met„De voorhoede-commandant regelt de indeeling en den marsch van de onder zijn bevelen staande troepen Beter ware o.i. geweest voor het woord indeeling „marschorde te ge bruiken. Zie 284(1) 190 Thans iets over de bevelen, welke de voorhoede-commandant ontvangt. Volgens 190 ontvangt hij nadere bevelen van den bevelhebber der troepen macht indien vijandelijke infanterie gemeld is. Bij het uitblijven daarvan handelt hij eigener gezag. Nu is 'het o.i. niet heelemaal duidelijk, wat hier onder „nadere bevelen moet worden verstaan. In 189(1) wordt medegeela dat onmiddellijk na ontvangst van het bericht, dat door de beveiligende cav. vijandelijke lichte troepen zijn waargenomen de voorhoede-commandant infanterie patrouilles (zijpatrouilles of zijtroepen) ter versterking van de cavalerie uitzendt (Hier dus geen bevelen van den bevelhebber der troepenmacht). In 190, dat moet worden gelezen in verband met 189(1), geeft de bevel hebber der troepenmacht „nadere" bevelen, terwijl o.i. nog nergens is gebleken dat hij „bevelen" heeft gegeven. Zie cok de aanwijzingen in A.T.V. II 128(2) en de bevelen m A.T.V. II 129(2) 228(1) Hier vinden we vermeld, dat de taak van de voorposten overeenkomt met die van een voorhoede (achterhoede) bij de marsch-beveiligmg. Deze taakomschrijving kunnen wij niet bewonderen. Volgens 173 is die taak dus a. de hoofdmacht tegen verrassingen vrijwaren, en haar bij de ont plooiing en ontwikkeling de noodige vrijheid van handelen te ver zekeren zie ook 230. Om dit mogelijk te maken dienen de voorpostendetachementen onvoor waardelijk de bezette punten vast te houden (242) en hardnekkig weerstand te bieden, 228(3). b. het zoo noodig begaanbaar maken van den marschweg. Dit is een oneigenlijke taak voor de voorposten. Hierover wordt trouwens in het onderdeel „Rustbeveiliging" verder niet gerept. c. het verzamelen van gegevens omtrent den vijand, zoodra aanraking met hem is verkregen. Dit is de plicht van iederen commandant, 12(2), zie ook 37.(3). Beter had o.i. 228(1) kunnen luidenDe taak van de voorposten komt overeen met de beveiliging, omschreven in 133(1). De taakomschrijving in dit punt is o.i. in alle opzichten duidelijker dan die volgens 173 en beant woordt geheel aan de taak, welke onzen voorposten is toebedeeld. 230 De afstand van de voorpostendetachementen tot de rustende hoofdmacht wordt hier behandeld. Deze afstand, welke in het algemeen op ongeveer 2 km kan worden gesteld, is overigens afhankelijk van eemge m In het Nederlandsche voorschrift Velddienst Deel II wordt de eisch gesteld, dat de voorste troepen van de legerende hoofdmacht, althans aanvankelijk, gevrijwaard dienen te zijn tegen verrassende artillerie. Daartoe kan bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 46