437 Des nachts zou voor het doen stoppen van motorvoertuigen een lantaarn rechtstandig op en neer kunnen worden bewogen. 265(4) Hier lezen we De patrouilles nemen niet meer dan het hoogst noodige V£»n de velduitrusting mede. O.i. steeds het gasmasker bij den man. Zie de opmerking bij 95. 269(2) Dit punt vermeldt o.m. dat tot taak van een voorposten-(vak-)reserve behoort het afgeven van vuur in de tusschen de voorpostendetachementen gelegen open ruimten. De tusschen de voorpostendetachementen open blijvende ruimten moeten o.i. hoofdzakelijk door flankeerend mitrailleurvuur van de aan weers zijden gelegen voorpostendetachementen wordein bestreken. Wil de voorpostenreserve mede aan die taak voldoen dan zal indeeling van mitrn. en (of) mortieren daarbij noodzakelijk zijn, hetgeen door de toekomstige indeeling van 12 mitrn. en 6 mrtn. per bataljon, geen bezwaren zal opleveren. 271 We treffen in dit punt o.m. aan, dat de voorposten-(vak-) reserve zoo mogelijk in alarmkwartieren legertdat zijn dus cien., sien. of brigades, welke met hun hebben en houden, in hun geheel, in een huis, goedang a.a. zijn ondergebracht. Verder wordt in bijlage IX, (aanwijzingen voor den inhoud van een voorpostenbevel), gesproken over appèlplaatsen en alarmplaatsen, terwijl 273(2) het nog heeft over alarmstellingen (of alarmopstellingen Op de appèlplaatsen gaan de troepen na aankomst in het kantonnement (bivak) van de voorposten-(vak-) reserve uiteen. Van de appèlplaatsen worden zij door hun cdtn. naar de alarmkwartieren geleid. In de omgeving van de alarmkwartieren wordt elk onderdeel zijn alarmplaats aan gewezen. Bij een vijandelijken aanval kunnen de rustende troepen een doordrongen vijand eerst met succes bestrijden, nadat zij op de alarm plaatsen zijn verzameld en onder commando gesteld. Van de alarmplaatsen marcheeren de onderdeelen naar de meestal dicht bij de alarmkwartieren gelegen alarm(op) stellingen. De alarmstellingen van de voorpostenreserve zijn te vergelijken met de gevechtsopstelling bij een voorpostendetachement. Ons werd wel eens de vraag gesteld of ook de voorpostenreserve zich op de verdediging instelt. O.i. wel, overeenkomstig de taak van plaatselijke reserves; vergelijk A.T.V. II 99(3) en algemeene reserves 107(1). 284(2) De marschorde voor elk échelon (dus ook van de voorhoede) wordt vast gesteld door den betrokken commandant, tenzij de commandant van het geheel het noodig oordeelt zulks zelf te doen. Maar ook kan volgens 183 de commandant der troepenmacht den voorhoedecommandant zoo noodig aanwijzingen geven. Zie ook 325(1) 286(1) In punt 4 lezen we wat onder groote eenheden wordt verstaan. Het is dan ook niet noodig te spreken van groote troepen-eenheden. 292(2) Medegedeeld wordt hier, dat er in elk geval naar moet worden gestreefd, het nachtkwartier zoo tijdig voor het invallen der duisternis te bereiken, dat gelegenheid bestaat dit eenigszins in te richten en aan de verpleging de noodige zorg te besteden. Zie ook 364(1). Wat is hier tijdig? Het antwoord hierop lezen we in 306(1), dat is dus minstens twee uren vóór het invallen van de duisternis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 49