442 maritieme verdediging moeilijk meer sprake kon zijn, zoodat men het zwaartepunt der defensie elders moest zoeken. Wat het lucht- wapen betreft, werd men ten zeerste gehandicapt door de omstandig heid, dat het landvliegtuig als strijdwapen verre superieur is aan het zeevliegtuig en het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger reeds beschikken kon over een uitstekende luchtmacht en uitgebreide grond- organisatie, die het optreden van een machtige luchtvloot op elk punt van ons grondgebied waarborgde. Naast deze legerluchtmacht nog een marineluchtmacht op te bouwen, anders dan voor verken- nings-doeleinden, zou al hoogst oneconomisch geweest zijn en zoo zocht men dan de kracht van onze maritieme verdediging in de bovenwaterschepen, de kruisers. Het eigenaardige nu is, dat terwijl in de marine, zeker onder de jongeren, de slagschip-gedachte, althans een bewapening onzer grootere schepen met geschut boven 20 cm reeds gemeen goed geworden was, men in de hoogere regionen krampachtig aan de kruisers bleef vast houden. Wellicht heeft de controverse „vliegtuig of kruiser", na het rapport van de commissie Kan bijzonder naar voren gekomen, daartoe bijgedragen, doordat men voelde, dat wanneer de aanschaffing van zeer kostbare zware schepen bepleit zou worden, het financieele argument ongetwijfeld ten gunste der vliegtuigen zou doen besluiten. Men hield derhalve vast aan de lichte kruisers met geen zwaarder geschut dan 15 cm, ofschoon men overtuigd was, dat daarmede, bij een overmacht aan strijdkrachten bij den aanvaller, geen kracht tegen kracht gezet zou kunnen worden, zoodat de ongelijke strijd steeds ontweken moest worden, in de hoop, dat er wellicht later nog wel een gelegenheid zou komen, waarbij den vijand eenige schade kon worden berokkend. Maar alle mooie formules, als het ons specialiseeren in het opzoeken van 's vijands zwakke punten, een tot het uiterste doorgevoerde samenwerking van de verschillende wapens die aan 's vijands zijde zeker in niet mindere mate zal bestaan het stellen van bewegelijkheid tegenover gebondenheid enz. zullen nooit het enorme verschil in gevechtskracht tusschen onze 15 cm kruisers en de zwaarder bewapende vijandelijke schepen kunnen opheffen. Ook het hooge moreel onzer marine zal daarin weinig vermogen en daarom zal het een eerste vereischte zijn, wanneer men aan een maritieme defensie van Indië blijft vasthouden, de artilleriekracht onzer groote schepen zeer belangrijk te verhoogen. Uit de hierboven vermelde prijsvraag blijkt, dat de Marine Veree- niging, na alles wat daarover van andere zijde is betoogd, m die richting een eersten, zij het ook bescheiden, stap wil doen. De vraag spreekt van een schip bewapend met geschut grooter dan 20 cm laat de mogelijkheid van een slagschip open en houdt dus niet bepaald aan kruiserkarakter onzer schepen vast. Dit moet te meer opvallen, nu men onlangs van marine-propagandistische zijde, nog wel door een ambtenaar van het departement der marine te Batavia, heeft hooren verkondigen, dat de marine van hoog tot laag zes kruisers wilde hebben. Dergelijke leuzen mogen in een politieke bijeenkomst wellicht bijval oogsten, als er blijkens de uitgeschreven prijsvraag zelfs noB geen zekerheid bestaat omtrent het type van schip, dat de marine noodig acht, dan denkt de nuchtere beoordeelaar er het zijne van- i Het is goed, dat de Marine-Vereenmgmg de prijsvraag gesteld heeft, want als gevolg daarvan zal het defensievraagstuk van Indië op een betere basis komen te rusten. Zoodra men de verdediging van onzen Archipel als een bij uitstek maritieme gaat zien, los van onze tegenwoordige neutraliteitsvloot, moet men komen tot zware slagschepen, ongeveer gelijkwaardig aan die der groote zeemogend heden en tot een vloot, welker samenstelling van die door de Staats-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 54