443
commissie van 1912 aanbevolen niet veel zal verschillen, wat de
machtskern betreft. Maar niet minder twijfelachtig is het, dat deze
kern met de passende omlijsting van lichtere strijdkrachten en een
vlootbasis zooals die te Singapore, zooveel millioenen vordert, dat
dergelijke plannen geheel boven onze draagkracht zullen liggen.
De negatieve overwegingen, waarvan ik ben uitgegaan, de onmoge
lijkheid om bij onze beperkte financieele middelen een waarlijk
krachtige maritieme verdediging van Indië te bekostigen, zullen dan
bevestigd worden en daarmede de positieve oplossing, om niet een
krachtig offensief luchtwapen een afdoende beveiliging te verkrijgen,
des te sterker naar voren komen.
Te betreuren valt het intusschen, dat de antwoorden op de prijs
vraag eerst aan het einde van dit jaar 1 October 1939 - woiden
ingewacht en de onzekerheid omtrent het beste type van schip voor
de verdediging van Indië nog lang zal blijven voortduren. Is de
versterking van de defensie soms geen urgent punt
B. Aan het Utrechtsch Nieuwsblad van 15 April 1939 ontleenen
wij het volgende artikel van de hand van Z. Exc. Mr. J. C. Jager,
Vice-Admiraal b.d.
DE VERDEDIGING VAN INDIË MET SLAGSCHEPEN VOOR ONS
LAND ONBETAALBAAR.
De hosten zullen 70 millioen per jaar bedragen.
In het vorige artikel heb ik uiteengezet, dat wanneer de regeering
voor de maritieme verdediging van Nederlandsch-Indië tot de aan
schaffing van slagschepen of -kruisers zou willen besluiten, het te
vormen eskader zou moeten bestaan uit schepen, wier bewapening,
snelheid en pantsering ten minste gelijkwaardig en zoo mogelijk supe
rieur zou moeten zijn aan die van mogendheden, wier mogelijken
aanval op ons gebied men wil afwenden. Omdat onze vloot inaantal
zware schepen wel altijd in de minderheid zal zijn tegenover een
tegenstander, zal zij zich alleen dan krachtig kunnen doen gelden, als
de hoedanigheid onzer machtskern niet voor anderen behoeft onder
te doen. Bouwt men schepen die hoe goed ook overigens in gevechts
eigenschappen, belangrijk in de minderheid zijn, dan kan, op giond
van de ervaringen in den zee-oorlog, over het lot, dat hun beschoren
zal zijn, weinig twijfel bestaan. Zooals wij met onze lichte kruisers,
thans in aanbouw, gegaan zijn tot de grens der kruisers bij het vloot-
verdrag van Londen aangegeven, zal men ook bij de zware schepen
niet ver onder de daar vastgestelde tonnenmaat kunnen blijven, op
gevaar af te ervaren, hoezeer de zuinigheid de wijsheid bedriegt.
Gaat men tot den bouw van slagschepen of -kruisers over, dan zal om
die redenen de tonnenmaat van ongeveer 35.000 ton wel het minimum
zijn, waartoe men thans moet besluiten. Van zoodanig schip zullen
de totale bouwkosten om en bij de negentig millioen gulden bedragen
en voor een eskader van drie schepen met één reserveschip wordt
dit dus 360 millioen.
De jaarlijksche afschrijvingskosten hangen af van den levensduur
der schepen, welke bij het vlootverdrag op twintig jaren was bepaald
en wellicht tot 24 kan worden verlengd, doch de levensduur alléén
kan geen juiste maatstaf zijn. Wil onze vloot een hooge gevechtswaarde
behouden tegenover een tegenstander, die over een grooter aantal
schepen beschikt, waarvan de vernieuwing regelmatig kan geschieden