444
en die dus altijd het modernste materiaal zal kunnen mzetten dan
mag onze slagvloot in Indië niet ouder zijn dan tien jaren. Men zal er
dus rekening mede moeten houden, na dat tijdsverloop een nieuw
eskader van vier zware schepen gereed te hebben, waarna de ver-
oudere als reserve, hetzij in Nederland dan wel m Indie, gebruik
kunnen worden.
Wie meent, dat het slagschepen-vraagstuk aiding m een te sombe
licht wordt gesteld, leze er het rapport van de Staatscommissie van
1912 eens op na, waar men dezelfde gedachte terug zal vinden, welke
toenmaals ook de opvattingen van de geheele Marine vertolkte Wel-
hchTzal men verwijzen naar de periode 1922 tot 1936, toen met een
enkele uitzondering, geen nieuwe slagschepen of -kruisers werden
aangebouwd en vrijwel alle zoodanige oorlogsvaartuigen een kwens
duur van ongeveer 20 jaren hadden. Toen gold echter het verdrag
van Washington, waarbij alle groote zeemogendheden zichl vJ
willig verbonden hadden geen zoodanige schepen aan te bouwen
Thans wordt de bouw zoo hoog mogelijk opgevoerd en vooral aan de
zware schepen bijzondere aandacht gewijd.
Houdt men met het bovenstaande rekening, dan zal gedurende de
eerste tien of twaalf jaren volstaan kunnen worden met jaarhjksche
afschrijvingskosten van ten minste 15 millioen, welke daarna echter
verdubbeld moeten worden. Daarbij komt dan nog de annuïteit van
de drie kruisers en twaalf jagers, welke meer noodig zullen zijn
wellicht verminderd met hetgeen door een inkrmipmg van het aanta
duikbooten bespaard kan worden. Het totaal der jaarlijksche afschrij
vingskosten zal dan zeker tot twintig, na tien of twaalf jaar tot 35
millioen stijgen.
Daarnaast komen dan de exploitatiekosten, die ook geweldig naar
boven zullen gaan. Als men bedenkt, dat die voor een lichten kruiser
als de Java, van ongeveer 6500 ton en een torpedojager van 1300 ton
respectievelijk twee millioen en zeven ton per jaar bedragen, dan kan
men die voor vier slagschepen of -kruisers van 35.000, benevens drie
kruisers van 8000 en twaalf jagers van 1600 ton, waarmede de vloot
moet worden uitgebreid, zeker op dertig millioen per jaar ramen. Dit
bedrag zal vermoedelijk veel hooger vallen.
Daarnaast komen dan de voorzieningen van de ylootbasis, de
krachtige verdediging, het scheppen van dok- en reparatie-inrichtingen
voor de zware schepen enz., wellicht zelfs een algeheele verplaatsing
van de vlootbasis naar West-Java en voorts de inrichting van eidcele
steunpunten, wat alles te zamen vele millioenen zal vorderen. Aan
gezien hier echter de afschrijving over een langere reeks van jaren
kan loopen, zal voor rente en aflossing welhcht met een jaarlijksch
bedrag van 3 millioen kunnen worden volstaan.
Dit alles betreft dan uitsluitend de directe uitgaven voor de
versterking der vloot in Indië, maar daarnaast komen dan nog die,
welke in het moederland gedaan zullen moeten worden, zoolang m n
althans het stelsel handhaaft, dat het beroepspersoneel der Staats-
marine beurtelings in Indië en hier te lande zal moeten dienem Op
de groote bezwaren, aan dit systeem verbonden, heb ik in dit blad
reeds meermalen gewezen, maar de marine is daar zoozeer in opge
groeid, dat zij moeilijk tot een ingrijpende wijziging zal kunnen
besluiten.
De uitbreiding van de vloot in Indië met schepen die te zamen een
bemanning vauf ongeveer 7000 man vereischen, zal een uitbreiding
v^h^beroepspersoneel in Nederland met een ongeveer gelijk aantal
noodig maken. Door elkaar gerekend kost elke man aan tractement,