440 8. UIT DE PERS. A. Aan het Utrechtsch Nieuwsblad van 18 Maart 1939 ont- leenen wij het volgende artikel van de hand van Z. Exc. Mr. J. C. Jager, Vice-Admiraal b.d. Wij voegen hieraan nog toe, dat o.i. het vraagtsuk van den verderen opbouw der defensie zoo nauw verband houdt met het financieele aspect der plannen en de budgetaire mogelijkheden dat het niet los daarvan mag worden beschouwd. Met het voor leggen aan het publiek van grootsche plannen, waarbij het betoog slechts steunt op aanlokkelijk klinkende leuzen, doch waarbij de consequenties, in de eerste plaats de financieele, niet worden belicht en zulks heeft in den laatsten tijd plaats gehad wordt het belang der defensie o.i. niet gediend. PRIJSVRAAG ALS GRAADMETER Bevestigd zal worden, dat bij onze beperkte financieele middelen een waarlijk krachtige maritieme verdediging onmogelijk is. Krachtig offensief luchtwapen kan afdoende beveiliging geven. Door het bestuur van de Marine Vereeniging is de vorige maand een prijsvraag uitgeschreven, waarbij een keuze gedaan kon worden uit verschillende onderwerpen zoo van organisatorischen, strategischen als tactischen aard. Daaronder is één punt, dat thans wel van bijzonder actueel belang is, doordat daarin gevraagd wordt een beschouwing te geven, of de behoefte bestaat aan een schip, bewapend met geschut met een grooter kaliber dan 20 cm bij de maritieme defensie van Nederlandsch Oost-Indië. Voorts wat de minste eischen zijn, waaraan een zoodanig schip moet voldoen, in verband met de strategische positie van het grondgebied van het Rijk in Azië. Het stellen van deze prijsvraag in dézen vorm en op dit tijdstip is op zich zelf zeer merkwaardig en moet te meer opvallen na alles, wat de laatste jaren van marinezijde ten aanzien van onze nieuwe kruisers betoogd is, terwijl de vraag zelf, gedaan op een oogenblik dat de Regeering ettelijke millioenen zal uitgeven voor den bouw van schepen, slechts met geschut van 15 cm bewapend, weinig geschikt is om vertrouwen te geven in de doelmatigheid dier uitgave. Tot dusver betoogde men in marinekringen steeds, dat de verde diging van Oost-Indië een maritieme moest zijn en dat deze met een harmonische vloot, waarin de lichte 15 cm kruiser het krachtigste schip zou uitmaken, verzekerd zou zijn. Zoodra de taak der vloot niet meer tot neutraliteitshandhaving beperkt kon blijven, maar de zelfstandige verdediging van Indië op den voorgrond kwam, heb ik daartegen in dit blad mijn bezwaren uitvoerig uiteengezet. Deze kwamen hierop neer, dat, aangezien de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 52