financieele middelen, waarover wij voor die verdediging konden
beschikken, het niet mogelijk maakten een krachtige maritiem
defensie te bekostigen, men er noodgedwongen wel van moest afzien
het maritieme karakter voorop te plaatsen en dit te meer, omdat het
alleszins mogelijk was, ook bij beperkte middelen op andere wijze
een doeltreffende verdediging te organiseeren.
Het zijn dus zoowel negatieve als positieve overwegingen weike
mij tot de conclusie geleid hebben, die den lezers van dit blad we
bekend zijn. In verband met de uitgeschreven prijsvraag valt nu op
de eerste in het bijzonder de nadruk, omdat daaruit wel zeer duidelijk
het juiste van die negatieve overwegingen zal blijken.
Theoretisch is tegen de zienswijze, dat, aangezien een aanval op
onzen Archipel alleen van over zee kan geschieden, het zwaartepunt
onzer verdediging ook ter zee moet liggen en deze dus van maritiemen
aard moet zijn, niets in te brengen. De positie van ons Indie is te
vergelijken met die van Engeland, dat tegen een invasie van over
zee absoluut veilig gesteld kan worden door een vloot m staat om
eiken aanvaller te vernietigen, nog vóór deze de Bntsche kust genaderd
is. Practisch is echter voor elke waarlijk maritieme defensie een
vloot noodig, die den strijd ter zee met goede kans op succes tegen
eiken tegenstander kan voeren, een vloot dus, waarmede kracht
tegenover kracht gesteld kan worden. Dit impliceert een zeemacht
van ongeveer gelijksoortige samenstelling, als die van den te ver
wachten aanvaller en wanneer deze over zware slagschepen beschikt
zullen onzerzijds bij voorkeur dezelfde soort schepen daartegen mgezet
moeten worden, of althans wapenen, waarmede zulke schepen eliectiet
te bevechten zijn. Op z'n Hollandsch gezegd, moet men een aanvaller
geducht op zijn huid kunnen zitten. Blijkt het beste wapen boven
onze financieele krachten te gaan, dan zoeke men zijn kracht m dat,
hetwelk wel binnen ons bereik valt, tegen welken overmachtigen
tegenstander ook kan worden aangewend en dat ons, dank zij de
bijzondere ligging van ons eilandenrijk, in een zeer gunstige positie
ten opzichte van eikenaanvaller kan plaatsen.
Deze overwegingen waren het, die onze Regeering, voorgelicht door
haar marine-adviseurs, er in 1921 tce deden besluiten, toen eenmaal
vaststond, dat een vloot van zware schepen onze middelen te boven
ging. aan de duikboot in onze zeemacht de voornaamste plaats toe
te kennen, zoowel in soort als in aantal. Dat de kruisers Java en
Sumatra ook in het toenmalige vlootplan werden opgenomen was
meer een gevolg van het feit, dat die schepen reeds in aanbouw
waren en binnenkort aan de sterkte van de vloot zouden worden
toegevoegd. In een klein-materieel vloot pasten die schepen, ont-
worpen als onderdeel van een slagvloot, dan ook minder goed.
Duikboot geen hoofdwapen.
Had men aanvankelijk op de duikboot als wapen van den zwakkere
groot vertrouwen gehad, na de groote evolutie, die het vliegtuig
doormaakte, terwijl de duikboot slechts weinig vooruitging als strijd
wapen, moest deze veel van haar beteekenis inboeten. In het vorige
artikel, handelend over de eigenlijke beteekenis aan de uitbreiding
van de Duitsche duikbootvloot toe te kennen, heb ik reeds aangetoond,
dat de afweermaatregelen tegen onderzeebooten thans zoo doelmatig
zijn, dat met de duikboot alshoofdwapen een maritieme oorlog
nimmer met succes gevoerd zal kunnen worden. Zij zal slechts
een secundaire, alhoewel nog altijd belangrijke beteekenis hebben.
Welke terugslag had dit nu op onze vlootpolitiek In de Marine
begreep men terdege, dat met de duikboot als hoofdwapen van een