562
Onlangs heeft de groote Engelsche vliegboot Capella bij de landing
in de haven van Tandjong Priok ernstige averij opgeloopen, door het
stooten op een onbekend voorwerp, vermoedelijk een groot stuk hout,
boomstam of zoo, dat daar ronddreef. Wie in Indië gevaren heeft,
weet hoe vaak men drijfhout van belangrijke afmetingen, boomstam
men door de bergstroomen medegevoerd, tegenkomt en hoe dat vooral
in riviermondingen, baaien en inhammen voorkomt. Daarmede gaat
dan al dadelijk veel van het veilige der lange startbanen verloren
en dat men dat gevaar van hoogerhand ten volle beseft, blijkt wel
uit den bouw van groote motorbooten van regeeringswege, wier taak
het o.m. is te zorgen, dat er op de landingsplaats van vliegbooten
geen drijvende voorwerpen, die gevaar kunnen opleveren, aanwezig
zijn.
Op de groote stations voor vliegbooten te Priok, Soerabaia, Bima en
Koepang kan men die vaartuigen aanwezig hebben, evenzoo op het
marinesteunpunit Ambon, maar er is natuurlijk geen sprake van, die
op alle plaatsen, waar marine-watervliegtuigen kunnen landen tijdens
hun actie tegen den vijand, gereed te houden en zoo blijft dus het
risico bestaan dat het vliegtuig tijdens den start onklaar raakt en
buiten gevecht gesteld wordt, wat bij een goed landingsterrein uitge
sloten is.
Het dezer dagen op Menado voorgevallene, waar een watervliegtuig,
dat aan een boei gemeerd lag, tijdens een plotseling opgekomen bui.
lossloeg en ternauwernood van ondergang gered kon worden, wijst
weer op een ander soort risico en zoo zullen ook al die uitgestrekte
waterterreinen, waar de deining van de open zee vrij kan doordringen,
tal van bezwaren voor watervliegtuigen kunnen meebrengen. Om
watervliegtuigen een onder alle omstandigheden van wind en weer
veilige ligplaats te verschaffen, zullen groote kosten noodig zijn, die
nog heel wat meer bedragen, dan die voor de landingsterreinen van
onze Glenn Mantins vereischt worden.
Wel heel duidelijk blijkt dit b.v. in Australië, bij den aanleg van
de vliegboothaven te Sydney. Daar wordt ook over veel natuurlijke
baaien en inhammen beschikt, maar toch werd de aanleg van een
basis op niet minder dan vier en een half millioen gulden geraamd
Men zij dus voorzichtig met aan het argument der vrijwel onbeperkte
landingsterreinen voor watervliegtuigen een overdreven waarde toe
toe te kennen.
Voor de practisch niet voorkomende noodlandingen en daarnaast
als rustperiode mogen zij eenige waarde hebben, van werkelijke betee-
kenis zijn landingsterreinen alleen dan, wanneer het vliegtuig er alles
kan vinden om zijn voorraden, zoowel van brandstoffen als bommen
en torpedo's, aan te vullen en herstellingen te kunnen verrichten. Dat
maakt het noodig ter plaatse hellingen met wagens en tractors beschik
baar te hebben om de watervliegtuigen aan wal te brengen, dan wel
een vliegtuigdokje om aldus boot of drijvers ite kunnen nazien. Vaar
tuigen of lichters voor belading en reparatie-inrichting op bescheiden
schaal zullen niet gemist kunnen worden, wil het landingsterrein van
eenige werkeüjke beteekenis voor het neergestreken vliegtuig zijn,
waar het in oorlogstijd dan toch bovenal op aan zal komen.
Maar al te zeer is men geneigd den vredestoestand als criterium te
nemen en daarop voort te bouwen, terwijl bij een goed opgezette vijan
delijke verkenningsactie van al die mooie schuilplaatsen, die bijzonder
kwetsbaar zijn, niet veel zal overblijven. Maar daarover later.