C. Aan het Utrechtsch Nieuwsblad van 13 Mei 1939 ontleenen wij het volgende artikel van den zelfden schrijver. 563 Wat het kost. Eerst nog een enkel woord over de kosten van een water- of land- vliegtuigenbedrijf, want vooral bij een kleine weermacht moet het min of meer economische van het bedrijf wel degelijk een factor van beteekenis zijn, al stelt men zich in deze tijden wel eens op het stand punt dat geld geen rol meer behoeft te spelen Watervliegtuigen zijn zoowel in aanschaffing als in exploitatie belangrijk kostbaarder dan gelijksoortige landvliegtuigen. Wordt de zwaarste eisch waaraan dit laatste moet voldoen daardoor bepaald, dat het onder alle omstandigheden den weerstand der lucht moet kunnen verdragen, het watervliegtuig moet bovendien berekend zijn op de krachten, die tijdens de daling op, of het opstijgen van het water, op het vliegtuig werken, welke vooral bij eenigen zeegang zeer groot kunnen worden. Een veel zwaardere constructie is bij watervliegtuigen derhalve een noodzakelijk vereischte, maar met minder een noodzakelijk kwaad. Niet alleen is die zwaardere con structie duur, maar zij brengt een aanzienlijk dood gewicht m het vliegtuig, waardoor de nuttige last dienovereenkomstig kleiner wordt. Dus kleinere bommenlading of brandstofvoorraad, naast de geringere snelheid, die het watervliegtuig bij gelijk motorenvermogen zal kunnen bezitten, zoowel door het zwaardere gewicht van het vliegtuig ais door den grooteren weerstand, dien het in de lucht biedt door boot lichaam of drijvers. De bedrijfskosten van watervliegtuigen zullen voorts belangrijk hooger vallen dan bij landingsvliegtuigen en ook dit laat zich gemak kelijk verklaren. De techniek in den bouw der laatsten is reeds zoover gevorderd, dat zij buiten de periodieke revisies vrijwel geen onderhoud vereischen. Het watervliegtuig daarentegen eischt in de tropen bij zondere zorg, aangezien door de aanraking van bootlichaam of drijvers met het zeewater het metaal aan vertering blootstaat, terwijl het opspattende zeewater motoren, schroeven en vleugels terdege aantast. Derhalve grooter onderhoudskosten, meer revisies en als gevolg daarvan een grootere reserve aan vliegtuigen, als men te allen tijde over een bepaald aantal beschikken wil, dan bij landvliegtuigen noodig zou zijn. Uit economisch oogpunt verdient het landvliegtuig dus verre de voorkeur boven het watervliegtuig, de betrouwbaarheid van het eerste is zoo groot, dat voor de vrees, die de leek wellicht mocht koesteren voor het gebruik daarvan boven zee, geen aanleiding bestaat, omdat van meer gevaar geen sprake is, zooals trouwens door de jarenlange practijk van onze K.L.M., en vooral van de K.N.I.L.M. in Indië afdoende bewezen is. Maar hoe staat het nu met die specifiek militaire eischen, die aan de vliegtuigen in verband met de verdediging van Indië gesteld moeten worden? Daarover in een volgend artikel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 113