566 deerd, dat hun positie onhoudbaar werd en zij zich weer moesten in schepen. .I-I. Bedenkt men voorts, dat een vijandelijke vliegtuigactie slechts on dernomen kan worden door landvliegtuigen, die van vliegtuigmoeder schepen moeten opstijgen en door de kleine afmetingen van de start baan hoogstens 250 meters tot de lichte vliegtuigen moeten be- hooren, dan zal deze vliegtuigactie nooit omvangrijk zijn en boven dien met groot risico, ook voor de zoo bijzonder kwetsbare vliegtuig schepen, gepaard gaan. Geen der van marinezijde aangevoerde bedenkingen tegen een slagluchtmacht van landvliegtuigen aangevoerd, kan dan ook als ernstig beschouwd worden. Zij kunnen slechts dienen, om de deug- delijkheid van een aldus opgezette verdediging te sterker te doen uitkomen en de superioriteit daarvan tegenover die van watervlieg tuigen. Heeft watervliegtuig bestaansrecht? Dit leidt dan onmiddellijk tot de vraag, waarom watervliegtuigen dan bij de oorlogvoering ter zee eigenlijk nog recht van bestaan hebben? In de periode van spanning, wanneer vijandelijkheden, o.a. in den vorm van een strategischen overval, verwacht kunnen worden, zal te water, evenzeer als dit thans hier te lande geschiedt, een bewaking nabij den omtrek van ons gebied moeten plaats vinden. Practisch zal deze alle plaatsen, waar een vijandelijke nadeiing mogelijk is, omvatten. Bij een aanval uit Noordelijke richting zal bijv. zoowel het gebied bewesten Borneo, als de toegangen daar beoosten bewaakt moeten worden. De zeer groote uitgestrektheid van het te bewaken gebied maakt, dat zoowel schepen als vliegtuigen daaraan deelnemen en wel watervliegtuigen omdat het te bezwaarlijk zou zijn, die bewaking uit de lucht met landvliegtuigen te verrichten, die op veel meer binnenwaarts gelegen vliegvelden zijn aangewezen. De samenwerking met de bovenwaterschepen, die hun bij die bewakings taak, wanneer de vijandelijke actie nog niet begonnen is, mm of meer als basis kunnen dienen, maakt dat watervliegtuigen voor deze taak bijzonder geschikt zijn. Wanneer een vijandelijke macht ons gebied bereikt en daarin verder doordringt, zal die voortdurend verkend moeten worden, teneinde aan het opperbevel van onze weermacht zooveel mogelijk gegevens te verschaffen omtrent de vijandelijke strijdkrachten, de strekte, de op- marschrichting en het vermoedelijke punt, waar een landing zal plaats vinden Die verkenning, aansluitend bij de bewaking stelt andere eischen, dan het eigenlijke gevecht, dat, behoudens aanvallen onder voor ons gunstige omstandigheden, zelfs zooveel mogelijk vermeden moet worden. Het wenschelijkste zou zijn, als de vijandelijke macht op grooten afstand, min of meer als een schaduw door onze verkenmngs- organen gevolgd kon worden. Mogelijk is daarbij, dat de verkenning tijdelijk onderbroken wordt, dan wel met tusschenpoozen geschiedt en voor dat alles leent het watervliegtuig zich beter dan het land- vliegtuig. Hoe beter de verkenningsberichten, des te juister kan de concentra tie van onze strijdkrachten geschieden om op het gunstigste oogenb ik de afweeractie in te zetten, die dan in verband met het feit, dat onze zeestrijdkrachten wel altijd in de minderheid zullen zijn tegenover die van een aanvaller, hoofdzakelijk door de luchtmacht van het leger za gevoerd worden. Houdt men dit alles voor oogen, dan volgt daar ook de m.i. eemge logische taakverdeeling uit, welke aan de luchtmacht van leger en vloot moet worden opgedragen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 116