tuigen, dan zal daarvoor weer over afzonderlijke, bijzondere vaartuigen moeten worden beschikt, welke met het oog op verplaatsingen aan boord van het moederschip moeten kunnen worden genomen. Dat moederschip moet uiteraard bewapend zijn, in de eerste plaats tegen luchtaanvallen. Doch dat is niet voldoende is het moederschip bezig zijn vliegtuigen te verzorgen, dan kan het geen zeestrijdkrachten van zich afhouden. Een afzonderlijke bescher ming van zeestrijdkrachten zal daartoe onvermijdelijk moeten worden ingedeeld. De drijvende baseering maakt deze oiganisatie zeer kwetsbaar Gesteld een slagluchtmacht van zeevliegtuigen telt b.v. rond 100 vliegtuigen, dan zullen daar toch stellig 4 a 5 moederschepen voor noodig zijn, benevens de voor de beveiliging van die moeder schepen in te deelen zeestrijdkrachten. Het laat zich zeer wel indenken, dat, na het innemen van een zekere afwachtingsopstelling, een hergroepeering noodig wordt met het oog op het verkrijgen van de gewenschte concentratie voor het zich voordoende strategische geval. Dan zullen de moederschepen met hun bescherming naar een ander punt moeten stoomen, hetgeen uiteraard niet met vliegtuigsnelheid kan geschieden. Stel daar tegenover de slagluchtmacht van landvliegtuigen. Er wordt beschikt over een aantal volledig geoutilleerde basis- terreinen. Een hergroepeering wordt noodig. Een deel van het bij de vliegtuigen behoorende mobiele grondpersoneel wordt in de niet met bommen belaste toestellen naar een ander terrein medegenomen. (Blijkens bekomen inlichtingen is het op die wijze mogelijk zooveel grondpersoneel door de lucht mede te voeren, dat, op de nieuwe basis aangekomen, zonder vertraging van betêekenis tot het uitvoeren van gevechtsopdrachten kan worden overgegaan. Het overig grondpersoneel kan spoedig volgen in een of enkele transporttoestellen). De hergroepeering voltrekt zich nu met vliegtuigsnelheid En dat spoed hierbij geboden is, toon den we vroeger reeds aan. Op grond van het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd, dat de strategische beweeglijkheid van landvliegtuigen grooter is dan van zeevliegtuigen. Tevens worde nog opgemerkt, dat met het vorenstaande voor oogen wel duidelijk wordt, dat de beveiliging van landinwaarts gelegen terreinen materieel en personeel eenvoudiger is dan voor zeevliegtuigen, ook al zouden eenige van die basisterreinen een iets sterkere beveiliging noodig hebben dan wordt verschaft door de reeds van vroeger bestaande garnizoenen. We vermeenen verder, dat, gelet op het voorgaande, er geen goede grond bestaat om „het vliegveldennet het struikelblok van ons slagluchtwapen" te noemen. 481

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 29