Behalve de ontvangst van de Curtiss-jagers bracht 1930 de eerste vlucht (met 6 Fokker's C V) naar Medan onder persoon lijke leiding van den Commandant, Luit.-Kol. Wesseling, waarbij achtereenvolgens werden bezocht Palembang, Pakanbaroe, Medan, Pajakoemboeh en Lahat. Voorts den eersten parachute-sprong op 1000 m boven Kalidjati, uitgevoerd door Onderluitenant-vlieger J. A. J. Oonincx. Bij dit alles was het wel een groote teleurstelling, dat uitbreiding boven één groep a 3 af deelingen (de helft van het geen de organisatie aangaf) in al die jaren niet kon worden ver wezenlijkt. De eerste jaren na 1929 brachten nog een anderen teruggang, gevolg van de nog versch in het geheugen liggende crisis en bezuinigingsperiode, welke toen inzette en tot omstreeks 1936 aanhield. Kalidjati werd gesloten en de vliegschool naar Andir overgebracht. Zelfs het toen aanwezige personeel kon niet worden gehandhaafd, zoodat in 1931 een zevental officieren-vlieger teruggeplaatst werd bij het wapen van herkomst, terwijl anderen gebruik maakten van de destijds ingestelde afvloeiïngsbepalingen en den militairen dienst vaarwel zegden. Op deze wijze verloor de L.A. de kapiteins-vlieger Küpfer en Pattist, waarvan de laatste tevens luchtvaartkundig ingenieur was, twee oudere officieren met veel kennis en kostbare ervaring van de militaire luchtvaart, aan wie slechts enkele jaren later weer groote behoefte zou bestaan. Kapitein Pattist deed tevens van zich spreken door zijn vlucht naar Australië in Mei 1931 met de Abel Tasman, een van de K.N.I.L.M. gecharterde Fokker F VII, waarbij de Res.Luit. Mol als bestuurder optrad. Als negende commandant volgde de Majoor van den Generalen Staf G. A. Ilgen op 23 Februari 1932 Overste Wesseling op; hij bekleedde deze functie gedurende ruim twee en een half jaar (tot 29 October 1934). Ten aanzien van de algemeene situatie in deze periode laten we den toenmaligen Majoor Ilgen zelf aan het woord (biz. Ill van het Gedenkboek): „Het jaar 1932 bracht ten aanzien van den ongunstigen toestand, welke door de bezuinigingsmaatregelen was ontstaan, voor de lucht - vaartafdeeling in zooverre verbetering, dat de in dat jaar opgemaakte begrootingsvoorstellen voor het dienstjaar 1933 de verwachting wet tigden, dat niettegenstaande de noodzakelijke versobering voor het leger als geheel nog verder moest worden doorgevoerd, bij de reor ganisatie daarvan aan de nooden en behoeften van het luchtwapen, althans meer dan in de laatste jaren, aandacht zou worden geschonken. In de eerste plaats kwam zulks tot uiting door de intrekking van den maatregel, welke uit bezuinigingsoverwegingen bij het begin van het jaar 1932 was genomen, namelijk de ontheffing van een zevental officieren-vlieger van hun plaatsing bij de luchtvaartafdeeling. De begrooting 1933 houdt wederom rekening met de volledige bezetting aan vliegers voor drie vliegtuigafdeelingen, zoodat dus na 1 Januari 1933 verschillende van de vroeger ontheven vliegers bij de Lucht vaartafdeeling zullen kunnen worden teruggeplaatst. Voorts werd op deze begrooting wederom een credie-t geopend voor de aanschaffing van vliegtuigmaterieel ter aanvulling van het ontstane 491

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 39