toelaten, zoo snel mogelijk in het bezit van moderne bommen werpers en jachtvliegtuigen te komen. Deze sedert kort in alle landen aangevangen wedloop in de versterking van de luchtwapens geeft ten aanzien van de samen stelling dezer strijdkrachten ongeveer hetzelfde beeld, n.l. een zelfstandige luchtmacht naast land- en zeemacht en in hoofdzaak bestaande uit 7. operatieve luchtstrijdkrachten (de bombardeervliegdienst) 2. verdedigende luchtstrijdkrachten (de jachtvliegdienst) 3. arbeidsluchtstrijdkrachten (de vliegdiensten bestemd voor rechtstreeksche samenwerking met het veldleger). De onderlinge sterkteverhouding tusschen deze verschillende deelen van de luchtmachten is echter bij diverse Europeesche staten niet gelijk, hetgeen verband houdt met de taak, welke men in een bepaald land afhankelijk van geografische, strategische en politieke omstandigheden aan een bepaalden dienst toekent. Uit de samenstelling der luchtmachten valt echter wel op te maken dat alle groote Europeesche mogendheden de operatieve en verdedigende luchtstrijdkrachten als de belangrijkste onder- deelen van hare luchtmachten beschouwen, hétgeen echter niet wil zeggen, dat geen luchtstrijdkrachten aan de beide andere deelen der weermacht als hulpwapen zijn of zullen worden toebe deeld. In de literatuur der laatste jaren zijn echter van verschillende zijden waarschuwende stemmen opgegaan, welke er op duiden, dat een zekere ongerustheid is ontstaan over de verhouding tusschen de verschillende diensten in de luchtmachten van bepaalde rijken. Vooral in de landen welke, als gevolg van de Volkenbonds gedachte, in de jaren volgende op den wereldoorlog weinig aan dacht aan weermacht en luchtwapen hebben besteed, en nu gedwongen worden, ten koste van zware geldelijke offers en groote krachtinspanning, hun voor zelfstandig optreden be stemde luchtstrijdkrachten zoo snel mogelijk op peil te brengen, komt deze ongerustheid tot uiting. Men is daarbij van meening dat deze snelle, veelal geforceerde, uitbreiding van operatieve en verdedigende luchtstrijdkrachten (bombardeer- en jachtvlieg dienst) ten koste zal gaan (gaat) van de vliegdiensten welke bestemd zijn in rechtstreeksche samenwerking met leger en vloot op te treden. In enkele gevallen betwijfelt men of de jachtvliegdienst wel van voldoende sterkte is om tevens de vliegtuigen van het veldleger te kunnen beschermen en hun optreden mogelijk te maken (strijd om het luchtoverwicht) dan wel of men in perioden, waarin vijandelijke luchtbombardementen verwacht kunnen worden, een deel van den jachtvliegdienst aan de verdediging zal onttrekken om aan de legervliegdiensten toe te voegen. 499

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 47