Het richtprobleem brengt, tengevolge van de bijzondere omstan
digheden, waaronder deze aanvalsmethode plaats heeft, eigen
aardige moeilijkheden met zich mee. Reeds eerder in dit tijdschrift
werd door ons betoogd, dat het schieten van de artillerie, waarbij
het wapen stilstaat, eigenlijk te beschouwen is als een bijzonder,
vereenvoudigd geval van het meer algemeene, het bommenwer-
pen, waarbij het wapen in drie dimensies beweegt, terwijl boven
dien hierbij de wind een veel g'rootere bron van fouten vormt
dan bij de artillerie.
Aangezien, door de aanschaffing van de Glenn Martins, deze
wijze van bommenwerpen een zeer belangrijke, zoo niet de
belangrijkste, plaats is gaan innemen, zullen wij in 'het ondervol-
gende iets dieper op dit richtprobleem ingaan, en trachten aan
niet-insiders een zoo volledig mogelijk beeld te geven van de
moeilijkheden, welke zich hierbij voordoen.
Het richten hij het bombardeeren in horizontale vlucht van
groote hoogte.
Beweegt een vliegtuig zich boven de aarde in een luchtzöne,
welke volkomen stil staat ten opzichte van de aarde, dan zal de
in den snelheidsmeter stroomende lucht dezen een aanwijzing
geven, gelijk aan de snelheid, waarmede het vliegtuig zich ten
opzichte van de aarde beweegt (bijv. 250 km/u.). De op het
kompas afgelezen koers zal een richting aanwijzen, gelijk aan die
van de horizontale projectie van de vliegtuigbaan op de aarde
(het verschil tusschen geografisch- en magnetisch noorden en de
miswijzing van het kompas worden hier en in het ondervolgende
buiten beschouwing gelaten).
Denken we ons nu deze zelfde hoeveelheid lucht, mèt het
vliegtuig, opgesloten in een zeer groote doos, die zich met een
snelheid van 50 km/u. ten opzichte van de aarde in zuiver noor
delijke richting beweegt. Het vliegtuig beweegt zich in de doos
met een snelheid van 250 km/u. ten opzichte van de doos, ook in
zuiver noordelijke richting. De snelheidsmeter in het vliegtuig-
zal dus weer 250 km/u. aanwijzen, maar de snelheid van het
vliegtuig ten opzichte van de aarde is 250 50 300 km/u. in
noordelijke richting.
Beweegt, bij behoudt van dezelfde snelheden het vliegtuig zich
noordwaarts, en de doos zuidwaarts, dan is de snelheid van het
vliegtuig ten opzichte van de aarde 250 50 200 km/u. in
noordelijke richting, enz.
Moeilijker wordt het, wanneer vliegtuig en doos zich niet
bewegen in richtingen, welke evenwijdig loopen.
Beweegt het vliegtuig zich ten opzichte van de doos met een
snelheid van 100 km/u. in oostelijke richting en de doos, mèt de
zich daarin bevindende lucht en mèt het vliegtuig, zich met een
508