Een bommenrichtinstrument (kijker) moet dus in de eerste
plaats de hier beschreven inrichting hebben. Dit is echter nog
lang niet alles.
Het vliegtuig is voorzien van een motor om den luchttegenstand
te overwinnen, en heeft daardoor een eenparige beweging. De
bom echter zal, zoodra zij wordt losgelaten, de haar door het
vliegtuig meegedeelde horizontale snelheid tengevolge van den
luchttegenstand verliezende bom blijft in horizontale richting
achter bij het vliegtuig. Dit geschiedt onder een vrijwel constan
ten hoek, den achterblijfhoek a (figuur 5), welke afhankelijk is
van de ballistische eigenschappen van de bom en van de lucht-
snelheid van het vliegtuig op het oogenblik van loslaten. De
bommenrichtkijker moet dus ook een inrichting hebben om dezen
achterblijfhoek in te stellen.
Zoodra er echter zijwind is verplaatst de bom zich ook zij
waarts van het vliegtuig met den wind mee. De bom verplaatst
zich dus niet in een verticaal vlak onder het vliegtuig, maar in
een schuin vlak, dat een hoek z, den zijdelingschen afdrijfhoek
met het verticale vlak maakt (figuur 6), welke hoek afhankelijk
Vc>
is van de windsnelheid en -richting, dus van de drift, en van de
ballistische eigenschappen van de bom. De moderne bommen-
richtinstrumenten zijn nu ook nog voorzien van een inrichting
welke zorgt, dat wanneer we de drift en den achterblijfhoek
hebben ingesteld, we in het bovengenoemde schuine vlak
kijken, dat een hoek z met het verticale vlak maakt. In dit
schuine vlak wordt dus de achterblijfhoek gevormd.
Als we de bombaan beschouwen (figuur 7) zien we, dat we
de bom moeten loslaten eenigen tijd voordat het vliegtuig boven
het doel is, met andere Woordenzoodra we het doel onder een
bepaalden hoek met de verticaal, den voorhoudhoek v, zien.
512