met 6 man plaats, welke versterking noodig was door het intus-
schen aangekomen materieel, t.w. 5 mobiele grondstations YC 4,
2 vaste installaties Marconi IV2 KW, 12 vliegtuiginstallaties AD-2
en 2 peilinrichtingen.
Als hoofd van den radiodienst was aangezocht de Hr. Ir. Claus,
werkzaam bij den P.T.T.-dienst en oud-kapitein van de Genie van
het Nederlandsche leger. In Mei 1923 werd deze betrekking door
den Hr. Ir. Claus aanvaard.
De voorzieningen te Soeka Miskin waren zeer provisorisch.
O.a. waren de werkruimten ondergebracht in een uit pakkisten
opgetrokken gebouwtje. Een en ander vond zijn oorzaak in het
feit, dat de plannen om het vliegveld Soeka Miskin te verlaten
en Andir in gebruik te nemen reeds in een ver gevorderd sta
dium verkeerden. In September 1924 vond de overbrenging naar
Andir plaats en kreeg de radiodienst een steenen gebouw ter
beschikking.
In de eerstvolgende jaren vond naast vernieuwing van de vlieg
tuiginstallaties eveneens uitbreiding van grondmaterieel plaats.
Een langegolfzender van groot vermogen, een kortegolfzender en
een Sulser-installatie werden besteld. De beschikbare ruimte was
niet toereikend om al dit materieel te kunnen plaatsen, zoodat
een nieuw ruim gebouw werd ontworpen, dat eind 1928 gereed
kwam. Behoudens vernieuwing van de Marconi vliegtuigtoestel
len, welke werden vervangen door Telefunken installaties, onder
ging het materieel in deze periode geen veranderingen meer.
Al het materieel, bestemd voor het luchtvaartverkeer, werkte
uitsluitend op langegolf. Kortegolfontvangst in een vliegtuig was
nog niet mogelijk wegens de hevige storingen, veroorzaakt door
de magneetontsteking. De periode tot 1931 zou daarom kunnen
worden aangeduid met het langegolf tijdperk. Het arbeidsveld
van den radiodienst bleef in deze periode beperkt tot het voor
zien in de behoeften aan militaire verbindingen. Aan radiohulp
voor de veiligheid van het vliegen kon om tweeërlei redenen nog
weinig aandacht worden besteed. Eerstens bevond zich dit speciale
onderdeel van de radiotechniek nog in een stadium van ontwik
keling. In de tweede plaats boden de eenmotorige militaire vlieg
tuigen slechts ruimte voor twee man (vlieger en waarnemer)De
radioinstallatie moest dus door den waarnemer worden bediend.
De eischen, welke men den waarnemer betreffende vaardigheid
in seinen en sounderen, bediening, enz. mag en kan stellen, zijn
uiteraard niet hoog. Het grondmaterieel werd door beroepsradio-
telegrafisten bezet, wier taak vanzelfsprekend niet moeilijk was.
Aan speciaal opgeleid luchvaartradiopersoneel bestond geen be
hoefte. In deze periode zijn dan ook weinig parallellen te trekken
tusschen de radiodiensten ten behoeve van de burger en militaire
Luchtvaart.
528