verdacht maakt is dat daarbij niet gesproken wordt over de
inname van de belangrijke stad SuiHsien, welke gevallen zou
moeten zijn.
Op het w.-deel van het YoChow(aan het TungTing-meer)
NanChang-front bleef het kalm. Daarentegen waren de Chineezen
zeer actief op het o.-deel van dat front. Op 27 Maart hadden
de Japanners NanChang genomen, na op een 25 km ten zuiden
van die plaats de Kan-rivier te hebben overschreden. In z.w.-
richting daarna verder oprukkende namen zij op 2 April KaoAn
op 75 km w.z.w. van NanChang. Daarna gingen echter de Chinee
zen tot den tegenaanval over, waarbij Chineesche vliegtuigen
steun verleenden. 8 April hernamen zij KaoAn, doch moesten
de stad op den 9den weer prijsgeven. Zij gaven den strijd echter
niet op. Den 23en April was de stad opnieuw in Chineesch bezit.
Tevens namen zij TaChengTsen 18 km meer n.w. en begonnen
den strijd om het bezit van FengSin. Zij veroverden ook Siang-
Tang aan het knooppunt der lijnen van ChangSha, NanChang
en CheKiang. Andere Chineesche colonnes waren dien dag tot
op 10 km van NanChang genaderd. Inmiddels hadden de Chi
neezen ook WuNing hernomen. Op 22 April namen zij Tung'Shan
in z.-HuPeh en 29 April SienNing en TengSzeKiaoChen, twee
stations aan de CanTon-spoorbaan, terwijl andere Chineesche
afdeelingen zich richtten tegen TungCheng en TsungYang. Eind
April hadden de Chineezen de buitenwijken van NanChang
bereikt en vochten om het bezit der beide vliegvelden. Hoewel
de Japansche spokesmen ontkennen, dat de Chineezen in het z.o.
dichter bij NanChang zijn dan op 18 km en in het z.w. dichter dan
30 km, meldden de Japansche couranten toch, dat op 8 km van
die stad een neef van admiraal Togo zou zijn gesneuveld. Andere
Japansche berichten melden, dat de Chineezen ten zuiden van
NanChang een lijn o.-w. op 25 km daarvan niet overschreden
hebben. Zelfs indien dit juist is, dan blijkt daaruit intusschen toch,
dat de Japanners tenminste 20 km zijn terug geworpen van de
ChangShaCheKiang-spoorbaan, welke het doel was van hun
operatiën tegen NanChang.
Om CanTon wordt de strijd eveneens met afwisselend geluk
gestreden. Soms hevig, maar gewoonlijk zonder resultaat. Langs
de spoorbaan naderen de Chineezen de stad soms tot op 10 tot
12 km. In het oosten werd gedurende April TsengChen gedurende
een 4-tal dagen (1620 April) door 6 Chineesche divisies ernstig
bedreigd daar werd hevig gevochten. Op een 50 km ten z. van
CanTon wordt ook reeds gedurende een maand hardnekkig
gestreden om eenige aan de westrivier gelegen steden. KongMoon
was nu eens in Chineesche handen, dan weer in Japansche. Even
zoo ging het met het nog iets meer zuidelijk gelegen SinWui.
Uit vorenstaand overzicht blijkt, dat de Chineezen gedurende
de maand April overal groote activiteit ontwikkelden, welke echter
550