behalve bij NanChang zoo goed als geen zichtbare resultaten
in den vorm van blijvende terreinwinst heeft opgeleverd. Het
getuigt echter ongetwijfeld van den goeden geest onder de Chi-
neesche troepen, dat zij telkens weer bereid zijn een tegenstander
te lijf te gaan, waarvan zij weten, dat de kansen hem te over
winnen uiterst gering zijn. De Chineesche autoriteiten ontkennen,
dat deze activiteit den naam van (strategisch) offensief mag
dragen. Volgens de Chineesche spokesman te ChungKing dienen
de locale offensieven alleen om den Japanners te beletten hun
troepen te concentreeren voor een offensief op g'roote schaal „in
any particular section". Indien de Japanners dat doel nastreefden,
is het zeker verijdeld geworden. Maar óf zij zulk een plan hebben,
mag betwijfeld worden. Het komt ons voor, dat indien de Japan
ners van verschillende frontdeelen troepen vrij zouden kunnen
maken, zij die waarschijnlijk in de eerste plaats zouden wenschen
te bezigen tegen de guerilla-troepen in het bezette gebied. De
Chineezen kunnen vrij hun activiteit ontwikkelen, omdat de
Japanners zich zoo min mogelijk roeren. Hoogstens zooveel als
noodig is om de lijn, welke zij bezetten vast te houden. Overal
hebben zij hun macht tot een minimum beperkt en de hevige
luchtactie van 26—29 April aan de Han-rivier zou ten doel
kunnen hebben gehad een door sterke Chineesche troepencon
centratie vermoed offensief op deze wijze in de geboorte te
smoren, omdat dit met de beschikbare troepen wellicht niet zou
kunnen worden afgewezen. Ook het succes bij NanChang is ver
moedelijk meer te danken aan het feit, dat de Japanners daar
niet voldoende troepen hebben om de Chineezen terug te drijven,
dan aan het beter strijden der Chineezen. Dit zou er dan op wijzen,
dat tenminste aan het front een soort evenwichtstoestand
is bereikt. Met het aantal divisiën, dat de Japanners voor den
frontdienst hebben bestemd, kunnen zij klaarblijkelijk het Chi
neesche leger „en échec" houden. Dat de Chineezen erin zouden
slagen het Japansche front zooals het thans bezet is, in te drukken,
valt te betwijfelen, omdat daartoe niet zoozeer meer Chineesche
troepen dan wel betere uitrusting en meer militaire bekwaamheid
der bevelhebbers noodig zijn. In plaats van naar dit doel te
streven, doen zij daarom beter hun numerieke overmacht aan
te wenden tot opvoering van de intensiteit van den kleinen oorlog
in het bezette gebied achter het front. De ernstige gevechten in
April bij KaiFeng, HsuChow en TsiNan zouden teekenen kunnen
zijn, welke in die richting wijzen.
Het tekort aan troepen schijnen de Japanners te willen neutra
liseeren door een meer intensieve actie der luchtmacht. De taak
aan de Japansche luchtmacht opgelegd is vierledig. Ondersteuning
van de operatiën der landmacht is één daarvan. Daarvoor worden
in de eerste plaats de vliegtuigen der landmacht aangewend, zoo
noodig ondersteund door die der marine. De marine-luchtmacht
551