585
Stoornissen in de psyche gaan vaak gepaard met verhoogde neiging tot
stoornissen in de lichamelijke functies, met een zekere gevoeligheid van
bepaalde organen, zoodat men bij neurotici dan ook meermalen lichamelijke
afwijkingen kan zien optreden, zooals maagzweer, ziekten der galwegen,
ziekelijk gewijzigde hartswerking, urticaria, eczemen, enz. Vaak ook gebruikt
de neuroticus een reeds bestaand lichaamsgebrek, dat tot dusverre geen
aanleiding tot klachten had gegeven, om er als het ware zijn minderwaardige
psyche op te fixeeren. Dan krijgen platvoeten en geringe anatomische
afwijkingen aan gewrichten, welke anders onopgemerkt zouden zijn gebleven,
beteekenis en worden de stroohalm, waaraan de drenkeling zich vastklampt.
Wat de prognose betreft is Würfler niet zeer optimistisch gestemd. Hij
meent dat door psychotherapie wel aanzienlijke verbetering is te bereiken,
maar ten slotte verandert men weinig aan den aanleg. Het gaat om de
verhouding tusschen actueel conflict en de neurotische dispositie. Hoe
ernstiger het psychisch trauma is geweest, des te gunstiger de prognose,
indien althans dit psychisch trauma niet voortduurt. Waren de conflicten
en moeilijkheden, welke de neurose manifest hebben doen worden echter
gering, dan is er blijkbaar een sterke neurotische aanleg in het spel en
de prognose derhalve veel minder gunstig.
Medizinische Kllinik, 10 Maart 1939. „Ueber Spatschaden der Augen nach
Dichlordiathylsulfidveratzung" door J. Sommer (referaat).
Moeilijk is de beoordeeling van oogziekten welke eerst na een latentie-
stadium van jaren optreden. Bij het destijds door Rohrschneider beschreven
geval, het eerste van dien aard in de Duitsche medische literatuur, trad
de hoornvlies-aandoening ruim 15 jaar na de mosterdgasbeschadiging op.
Later zijn meerdere gevallen gepubliceerd niet alleen in Duitschland doch
ook in Frankrijk, Engeland en Italië. Het gaat om een jaren na de oorspron
kelijke mosterdgasbeschadiging optredende ziekte van het hoornvlies, welke
wordt toegeschreven aan veranderingen in de vaatvoorziening en innervatie
van de ccrnea. Het ziektebeeld toont groote overeenkomst met de keratitis
neuroparalytica en eindigt vaak met algeheele blindheid. Als therapie wordt
aanbevolen korte golf, verzachtende zalfbehandeling en plaatselijke warmte.
British Medical Journal, nr. 4075, 1939.
In deze aflevering komt een belangrijke verhandeling van de hand van
den Engelschen onderzoeker Mc. Cluskie voor over het gevaar van syphilis-
overbrenging door bloedtransfusie. Hij doet mededeeling omtrent een drietal
patiënten, die een bloedtransfusie kregen, waarbij de donors oogenschijnlijk
gezond waren op het oogenblik dat hun bloed werd afgenomen. De donors
waren klinisch zoowel als serologisch negatief bevonden, waaruit de groote
wenschelijkheid blijkt hen op de groote gevaren te wijzen, welke zij voor
de ontvangers opleveren, indien besmetting in de voorafgaande twee maanden
mogelijk is geweest. Het gebruik van bloed van gezonde cadavers volgens
de methode van Judin (1936) sluit de mogelijkheid van besmetting uit.
Afgezien van het natuurlijke vooroordeel, dat er tegen het gebruik van
dergelijk bloed zal bestaan, zou deze wijze van bloedtransfusie echter alleen
mogelijk zijn, indien de bestaande laboratoria zouden worden uitgebreid.
Ook zou mogelijk een ongevaarlijk antisepticum, zooals acriflavine in het
bloed der gevers kunnen worden gebracht, eenigen tijd vóór de bloed
transfusie plaats vindt. In enkele noodgevallen, waar twijfel bestond of de
gever leed aan latente syphilis, voegde Mc. Cluskie een kleine hoeveelheid
neosalvarsan toe aan het over te brengen bloed. Dit geschiedde geheel
empirisch zonder eenig bewijs, dat deze bewerking afdoende was. Naast
het risico voor den patiënt bestaat de kans, dat deze den arts, die hem door
middel van de transfusie een besmetting met lues bezorgde, hiervoor
gerechtelijk aansprakelijk stelt. Zulks is in Amerika reeds meermalen
geschied. Stokes zeide reeds in 1938, dat het rechtsgeding hier een goede
opvoeder is gebleken,