ten langs het meest gebruikelijke bevolkingspad 1) de Gajo Loeös
binnen te dringen. Bij de overschrijding van den reeds eerder
genoemden Boer Ni Inten2 was het pad echter door een benteng der
bevolking afgesloten. De Kapitein Colijn slaagde er wel is waar
in deze benteng te nemen, doch leed hierbij zoodanige verliezen,
dat een verder doorzetten van den tocht onverantwoordelijk zou
geweest zijn. Bedoelde brigades trokken dan ook terug, met als
gevolg heftiger tegenstand aan de colonne Van Daalen. 2)
Op 9 Februari 1904 vertrok de colonne Van Daalen om 4 uur
's namiddags uit Bireuën. Gedurende den heelen tocht werd de
volgende marschorde gehandhaafd Voorop marcheerde een halve
divisie (5 brigades) maréchausseehierbij waren ingedeeld
tusschen de Ie en 2e brigade de staf, de niet ingedeelde officie
ren en achter de 5e brigade de z.g. kleine trein, zijnde een
gedeelte der ambulance en officiersbagage. Deze 5e brigade
fungeerde tevens als dekking van dezen kleinen trein. De 2e halve
divisie vormde de dekking van den grooten trein de brigade's
marcheerden tusschen de diverse groepen dwangarbeiders in. Het
eerste gedeelte was dus de eigenlijke gevechtscolonne, waarvan
direct 4 brigades voor een eventueel treffen met den vijand
beschikbaar waren.
Op den 13en Februari 1904 werden de eerste Gajokampongs
bereikt. Verzet werd in de Lautstreek niet ondervonden, slechts
een tweetal malen werden de colonne of afzonderlijke patrouilles
beschoten. Hiervoor werd prompt een boete van een karbouw
opgelegd, een remedie, welke zeer doeltreffend bleek.
Van 16 tot 20 Februari werd bivak betrokken in den kampong
Kong. Niettegenstaande de oproepingsbrieven, welke reeds den
13en bij het betreden van de Lautstreek aan de diverse hoofden
waren afgezonden, meldde zich er geen een, zoodat al deze hoofden
door patrouilles moesten worden opgehaald. Tevens werden deze
4 dagen benut voor bijfourageeren. Den 20en werd afgemarcheerd
naar de vallei van Isaq, waar de noodige bestuursbemoeienissen
en fourageeringen tot den 28en Februari duurden. Op 29 Februari
werd de tocht naar de Gajo Loeös aanvaard.
Het meest begane pad van de Lautstreek naar de Gajo Loeös
was en is nog - het pad, dat de kleine colonne onder Kapitein
Colijn had gevolgd (zie hiervoor). Zooals reeds vermeld, leden
601
1) Zie schets nr. 1.
2) Een andere, overigens zeer begrijpelijke, reden van het heftig verzet
in de Gajo Loeös (speciaal van de zijde van de vrouw) was het volgende.
Het uiterlijk aanzien van onze troepen was den Gajoër, deels uit eigen
waarneming, deels uit verhalen wel bekend. Men verkeerde daardoor in de
meening, dat de Inlandsche veroordeelden, ingedeeld bij onze troepen gevan
gen genomen Atjehsche vrouwen waren (inderdaad lijkt uit de verte een
broek der model-uitrusting van een Inlandschen veroordeelde wel op het
overeenkomstige klee'dingstuk eener Atjehsche vrouw). Voor dit onderstelde
lot voelde de Gajosche vrouw begrijpelijkerwijze weinig.