landshoofden worden erkena, en door de ondergeschikte hoofden
moeten worden gehoorzaamd.
3. dat in Boven-Singkel eerlang een bestuurszetel zal worden
gevestigd, en dat dan meer directe bestuursbemoeienis zal plaats
hebben.
4. dat onderlinge oorlogen, of die met de Bataks niet meer
mogen plaats hebben.
5. dat alle kwesties met de Karobataks bij het Deli-bestuur
moeten worden voorgebracht.
6. dat echter invallen der Bataks, zoolang deze nog niet
onder direct bestuur zijn gebracht, gewapenderhand mogen
worden opgevat, en dat veeroovers mogen worden opgevat, of neer
geschoten, zoo zij zich verzetten.
7. dat de adat zal worden gehandhaafd, maar dat slavernij
voortaan verboden is.
1 Juli vertrok de colonne uit de Alaslanden. De infanterie-
colonne uit Pendeng, welke door aanvullingen van de Medan-
colonne weer op sterkte was gebracht, marcheert samen met de
2 halve maréchaussee-divisies afop 10 Juli evenwel scheiden
de wegen en gaat de infanterie-colonne rechtstreeks naar Medan.
Verzet werd door Overste Van Daalen gedurende den
geheelen tocht door de Bataklanden niet ondervonden. Hier en
daar waren wel kampongs verlaten en weigerden soms eenige
hoofden hun opwachting te maken, doch daadwerkelijk verzet
was er niet. Op 8 Juli werd Sidikalang bereikt terwijl op 18 Juli
de intocht in Taroetoeng werd gehouden 20 Juli kwam Sibolga
in zicht, alwaar op 21 Juli scheep werd gegaan naar Koetaradja.
Aankomst aldaar op 23 Juli.
De prestatie van dezen tocht van 183 dagen met tientallen
zware gevechten is werkelijk bewonderenswaardig, en moge voor
een ieder een voorbeeld zijn van doorzettingsvermogen en wils
kracht.
GEDENKTEEKEN TE TAKINGEUN TER HERINNERING AAN DEN
TOCHT VAN VAN DAALEN.